Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden c.s.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 31 augustus 2015
ECLI:NL:RBGEL:2015:5786

werkneemster/Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden c.s.

Werkgever aansprakelijk voor arbeidsongeval ambulanceverpleegkundige in rijdende ambulance. Aard deelgeschilprocedure verzet zich tegen uitvoer bij voorraad verklaren.

Werkneemster is bij VGGM in dienst als ambulanceverpleegkundige. Op 27 februari 2010 is haar in de uitoefening van haar werkzaamheden een ongeval overkomen. Op die dag verpleegde zij een patiënt in een rijdende ambulance. Daarbij heeft zij de inhoud van een glazen ampul met medicijnen aan die patiënt toegediend. Dit deed zij zittend in een stoel naast deze (liggende) patiënt. Daartoe moest de glazen ampul (af)gebroken worden. Na toediening wilde zij de lege, gebroken ampul in een daartoe bestemde naaldencontainer deponeren. Deze naaldencontainer was vanuit haar stoel niet bereikbaar. Zij is daarom opgestaan om naar die container te stappen. Terwijl zij, staande in de ambulance, probeerde de naaldencontainer te openen heeft zij – door een beweging van de rijdende ambulance – in een reflex met haar rechterhand in de gebroken ampul gedrukt waardoor er glas in haar duim is terechtgekomen. Zij is aan haar hand geopereerd. In de onderhavige deelgeschilprocedure verzoekt zij voor recht te verklaren dat VGGM aansprakelijk is voor het haar overkomen arbeidsongeval en dat Achmea (verzekeraar) de geleden schade dient te regelen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de feiten en omstandigheden is gebleken dat de door VGGM ontworpen inrichting van de Mercedes-ambulance onveilig was. Dat de inrichting van de Mercedes-ambulance aan de NEN-normen voldoet, is niet van belang omdat deze normen niets zeggen over de plaats van de afvalbak/container voor gebruikte ampullen. Voorts is van belang dat VGGM kort na ingebruikname erop is gewezen dat bedoelde afvalbak niet op ‘armlengte’ van de stoel was geplaatst. De stelling van VGGM dat het niet mogelijk is om een afvalbak voor gebruikte ampullen in de Mercedes-ambulance te plaatsen op zodanige afstand dat deze voor de ambulancemedewerker bereikbaar is, zittend in de stoel is daarom niet van belang – het ontwerp was eenvoudig niet in orde. Van een dermate kleine kans op het werkneemster overkomen bedrijfsongeval, dat niet gezegd kan worden dat VGGM aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW dan wel aan haar zorgplicht heeft voldaan, is voorts geen sprake nu kort na de ingebruikname van de Mercedes-ambulance is gewezen op het ontbreken van een afvalbak voor gebruikte ampullen om ‘armsafstand’. Voorts is betrokken dat vanwege de aard van het werk (van ambulancemedewerkers) hoge eisen aan de veiligheid van de werkomgeving van werkneemster (de ambulance) gesteld mogen worden. VGGM stelt tevens dat aan ambulancemedewerkers de instructie is gegeven om tijdens een ambulancerit zo veel mogelijk in de stoel te blijven zitten, maar ter comparitie is gebleken dat deze instructie enkel tijdens het inwerken of de opleiding van ambulancemedewerkers wordt gedaan zonder dat deze wordt vastgelegd of op enig moment wordt herhaald zodat deze stelling reeds daarom niet aan het voorgaande afdoet. Daar komt bij dat door VGGM op de vraag wat een ambulancemedewerker in een Mercedes-ambulance dan moet doen met een gebruikte, gebroken ampul slechts werd aangegeven dat gewacht moet worden tot de ambulance stopt en dat deze in de tussentijd eventueel bij de patiënt gelegd kan worden. Zonder nader toelichting, die ontbreekt, kan dit niet als een serieuze, veilige oplossing voor dit probleem worden gezien: het op een dergelijke wijze wegleggen van een ampul bergt immers het risico in zich dat deze – evenals de door VGGM verboden losse afvalbak – door de ambulance gaat zwerven. De conclusie is dat de gevraagde verklaringen voor recht gegeven worden.

Werkneemster maakt aanspraak op een bedrag van € 8.005,31 inclusief kantoorkosten en omzetbelasting ad 21%. Hier is verweer tegen gevoerd. Een tijdsbesteding van 15 uur is voor dit deelgeschil (inclusief de zitting) tegen een uurtarief van € 280 redelijk te noemen. In totaal worden de kosten begroot op € 5.607,92. Werkneemster heeft verzocht de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Alhoewel artikel 288 Rv bepaalt dat eindbeschikkingen uitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard, verzet de aard van de deelgeschilprocedure zich tegen het verzoek. Artikel 1019bb Rv bepaalt immers dat tegen de beschikking op het verzoek geen voorziening openstaat omdat het openstellen van zo’n voorziening niet strookt met de ratio van de deelgeschilprocedure, kort gezegd beslissen op een geschilpunt dat partijen verdeeld houdt om ze in staat te stellen de onderhandelingen weer op te pakken. Dat de mogelijkheid van hoger beroep feitelijk kan worden gecreëerd in een bodemprocedure, is in dit verband onvoldoende. Het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van deze beschikking heeft in het licht van de doelstelling van deze procedure ook geen toegevoegde waarde zodat werkneemster daarbij geen (voldoende) belang heeft. Het verzoek van werkneemster wordt afgewezen.