Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 21 september 2015
ECLI:NL:RBNHO:2015:7994
werkgeefster/werknemer
Werknemer is op 8 februari 2011 in dienst getreden. De laatste functie die hij vervulde, is die van apothekersassistent. Werkgeefster verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel a BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3 onderdelen e of g BW. Werkgeefster stelt dat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen van de werknemer althans (subsidiair) van een verstoorde arbeidsverhouding op grond waarvan redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Van meet af aan heeft het gedrag en de werkhouding van werknemer tot ergernis geleid bij zijn collega’s en de directie. Werknemer kan behoorlijk bot en onbeschoft reageren naar zijn collega’s. Op totaal onvoorspelbare momenten ontsteekt de werknemer in enorme woedeaanvallen, waarbij hij zich totaal niet meer in de hand heeft. Ondanks diverse (schriftelijke) waarschuwingen is er geen verbetering in het gedrag van werknemer opgetreden. Het verweer van werknemer strekt tot afwijzing van het verzoek.
De kantonrechter is van oordeel dat werkgeefster voldoende heeft onderbouwd dat werknemer gedurende langere tijd (in elk geval sinds eind 2011) ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond, dat zij de werknemer duidelijk heeft gemaakt welk gedrag niet werd getolereerd en dat zij hem diverse malen op zijn gedrag heeft aangesproken. Het had dan ook op de weg van de werknemer gelegen zijn gedrag (eventueel met behulp van derden) aan te passen, wat hij niet heeft gedaan. De stelling van werkgeefster dat er bij collega’s voor samenwerking met de werknemer geen draagvlak meer is, heeft zij voldoende onderbouwd, zodat voorzetting van het dienstverband – gelet ook op het feit dat de werknemer zich van geen kwaad bewust lijkt te zijn – geen reële optie meer is. Er is sprake van verwijtbaar handelen van werknemer. Herplaatsing ligt op grond van artikel 7:669 lid 1 laatste zin BW niet in de rede. Het ontbindingsverzoek wordt toegewezen. De arbeidsovereenkomst wordt met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onderdeel a BW ontbonden met ingang van 1 november 2015. Er is geen aanleiding om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op een eerder tijdstip te bepalen, zoals verzocht door werkgeefster. Voorts is er geen aanleiding om aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door werkgeefster is niet gebleken. Werkgeefster wordt veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding. De stelling van werkgeefster dat aan werknemer geen transitievergoeding toekomt op grond van artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW nu het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, wordt niet gevolgd.