Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Noord-Nederland, 8 september 2015
werknemer/werkgever
Werknemer is in 1986 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) werkgever in de functie van timmerman. In 1993 is hij gaan werken als werkvoorbereider en in 2004 als senior werkvoorbereider. De functie senior werkvoorbereider was tot 1 januari 2014 ingeschaald in schaal G. Per 1 januari 2014 is voor het gehele concern een nieuw functiehuis ingevoerd. Dit heeft ertoe geleid dat de functie van senior werkvoorbereider is vervallen en is vervangen door de functie werkvoorbereider of de functie projectcoördinator, afhankelijk van de feitelijke werkzaamheden die een (voormalige) senior werkvoorbereider verrichtte. De projectcoördinator is ingedeeld in salarisschaal F, de werkvoorbereider in salarisschaal E. Aan werknemer is medegedeeld dat zijn functie per 1 januari 2014 die van werkvoorbereider is. Werknemer vordert voor recht te verklaren dat de eenzijdige wijziging van zijn functie en zijn salarisschaal niet is toegestaan. Daarnaast vordert hij wedertewerkstelling in zijn functie van senior werkvoorbereider.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is geen eenzijdig wijzigingsbeding overeengekomen, zodat de wijziging beoordeeld moet worden aan de hand van artikel 7:611 BW en de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria (Stoof/Mammoet). Als gevolg van de invoering van het nieuwe functiehuis is de functie senior werkvoorbereider komen te vervallen. Omdat deze functie dus niet meer bestaat, wordt de gevorderde wedertewerkstelling in deze functie afgewezen. Uit de salarisspecificaties blijkt dat het nieuwe functiehuis niet heeft geleid tot een wijziging van het salaris. Werkgever heeft meegedeeld dat de invoering niet zal leiden tot wijziging van secundaire arbeidsvoorwaarden (leaseauto en mobiele telefoon). Werknemer heeft de onderbouwing hiervan onvoldoende weersproken. Tijdens de comparitie heeft werknemer aangegeven dat hij, anders dan in het verleden, geen projecten meer begeleidt en zich nu alleen nog maar bezighoudt met kleinschalig onderhoud. Daarnaast heeft hij gesteld dat hij, anders dan voorheen, sinds de invoering van het nieuwe functiehuis steeds moet overleggen met anderen. Werkgever heeft erkend dat de inhoudelijke werkzaamheden zijn veranderd, maar dat dit niet het gevolg is van de invoering van het nieuwe functiehuis. Gesteld wordt dat dit te maken heeft met andere ontwikkelingen. De kantonrechter begrijpt dat werkgever hierbij het oog heeft op de malaise in de bouw. Werknemer heeft zulks onvoldoende weersproken. De kantonrechter komt tot de slotsom dat, hoewel de benaming van de functie van werknemer is gewijzigd (door doorhaling van het woord ‘senior’) en zijn salarisschaal is verlaagd, materieel gezien van een voor werknemer nadelige wijziging van arbeidsvoorwaarden geen sprake is. Dit betekent dat een toets aan de Stoof/Mammoet-criteria achterwege kan blijven en de stellingen van partijen op dit punt onbesproken blijven. Volgt afwijzing van de vorderingen.