Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 6 oktober 2015
ECLI:NL:GHAMS:2015:4078
Sociale Verzekeringsbank (SVB)/zorgverlener
Sinds 1 januari 2015 is SVB op grond van artikel 2.6.2 lid 1 Wmo 2015 verplicht de betaling te verzorgen van de bedragen waarop zorgverlener (werknemer) recht heeft wegens de verstrekking van zorg krachtens de Wmo 2015. Pgb-houder heeft SVB verzocht daarnaast ook de betaling te verzorgen van de bedragen waarop zorgverlener recht heeft wegens de verstrekking van zorg krachtens de Zvw. SVB heeft hiermee ingestemd en betaalt ook deze bedragen. Voor de maanden januari tot en met april 2015 heeft budgethouder, althans zorgverlener namens haar, declaraties met een gezamenlijk beloop van € 3.636 bruto ingediend bij SVB wegens door zorgverlener verstrekte zorg krachtens de Wmo 2015 (hulp bij het huishouden en begeleiding). De gedeclareerde bedragen zijn gedeeltelijk pas na het verstrijken van een termijn van 30 dagen na ontvangst van de desbetreffende declaratie door SVB betaald. In eerste aanleg is een voorschot op de schadevergoeding bestaande uit de wettelijke verhoging volgens artikel 7:625 BW toegekend aan de zorgverlener.
Het hof oordeelt als volgt. Als zou worden aangenomen dat SVB dit bedrag, waarvan de verschuldigdheid buiten kijf staat, heeft betaald na het verstrijken van de termijn van 30 dagen genoemd in artikel 2 lid 5 Uitvoeringsregeling Wmo 2015, dat deze termijn ten aanzien van het gehele genoemde bedrag van toepassing is en dat SVB dus verplicht was het gehele bedrag binnen die termijn te betalen, volgt uit de overschrijding van de genoemde termijn niet dat zorgverlener recht heeft op schadevergoeding ten belope van de helft van € 3.359,43 of van een ander deel hiervan. Haar stelling dat zij daarop wel recht heeft, knoopt aan bij het bepaalde in artikel 7:625 BW, op grond waarvan een werknemer bij te late betaling van het verschuldigde loon in beginsel aanspraak heeft tegenover de werkgever op een verhoging van dat loon gelijk aan ten hoogste de helft daarvan. Deze bepaling is echter niet toepasselijk in de verhouding tussen SVB en zorgverlener, alleen al omdat SVB geen gezag over zorgverlener heeft in verband met de werkzaamheden die deze op grond van de overeenkomst ten behoeve van budgethouder dient te verrichten, ten aanzien van welke werkzaamheden SVB geen bevoegdheid tot het geven van opdrachten en aanwijzingen toekomt, en dus niet als werkgever van zorgverlener kan worden beschouwd. Noch de goedkeuring van de overeenkomst tussen budgethouder en zorgverlener door SVB, noch de betaling door SVB van het bij die overeenkomst bepaalde loon, wettigt een ander oordeel. Op SVB rusten slechts betalingsverplichtingen ten laste van het pgb, deels op grond van artikel 2.6.2 lid 1 Wmo 2015 en deels op grond van een daartoe strekkend, door haar ingewilligd verzoek van budgethouder, wegens de verstrekking van zorg krachtens respectievelijk de Wmo 2015 en de Zvw door zorgverlener. Dit maakt SVB niet tot werkgever van zorgverlener en schept tussen beiden geen met een arbeidsovereenkomst vergelijkbare rechtsbetrekking. Het voorgaande brengt mee dat voor toepassing van artikel 7:625 BW bij wijze van analogie, zoals zorgverlener heeft bepleit, evenmin grond bestaat. Anders dan zorgverlener meent, brengen de betalingsverplichtingen van SVB tegenover zorgverlener in verband met het bij overeenkomst bepaalde loon, niet mee dat SVB de verplichting tot loonbetaling volgend uit die overeenkomst van budgethouder heeft overgenomen. De verplichting tot loonbetaling is dus niet op grond van het bepaalde in artikel 6:155 BW overgegaan op SVB. Voor de verplichting tot betaling van de hierboven genoemde verhoging in geval van te late betaling van het loon, geldt hetzelfde. De overeenkomst tussen budgethouder en zorgverlener, die mede een arbeidsovereenkomst inhoudt met budgethouder als werkgever en zorgverlener als werknemer, brengt mee dat budgethouder aan zorgverlener het bij die overeenkomst bepaalde loon is verschuldigd, zowel voor verstrekte zorg krachtens de Wmo 2015 als voor verstrekte zorg krachtens de Zvw. Artikel 7:625 BW brengt mee dat de verplichting tot betaling van de verhoging in geval van te late betaling van het loon, in beginsel eveneens rust op budgethouder, als werkgever van zorgverlener.