Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 9 oktober 2015
ECLI:NL:RBZWB:2015:6532

werknemer/werkgeefster

Ontslag op staande voet wegens gebruik schuttingtaal en schoppen tegen ovendeur niet rechtsgeldig.

Werknemer is op 11 oktober 1993 bij werkgeefster in dienst getreden. Werknemer was laatstelijk werkzaam in de functie van Operator Productie A. Werkgeefster houdt zich bezig met het vervaardigen van koekjes en ander houdbaar banketbakkerswerk en de productie van stroopwafels en koekproducten. Werknemer is op 15 juli 2015 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief wordt als reden vermeld dat een incident heeft plaatsgevonden, waarbij werknemer – nadat een probleem met een oven was geconstateerd – naar een collega heeft geroepen ‘Wat een kut-bedrijf, je gelooft me niet’, waarna vervolgens door werknemer de deur van de oven is ingetrapt. Werkgeefster stelt dat werknemer de afgelopen jaren al vele waarschuwingen voor zijn gedrag heeft gekregen. Werknemer heeft zich op de vernietigbaarheid van het ontslag beroepen (art. 7:681 BW).

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor de beoordeling van de vraag of het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan werknemer opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van 15 juli 2015 maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de daarin genoemde verwijten. Uit deze brief volgt dat werkgeefster van mening is dat werknemer stelselmatig onacceptabel en ontoelaatbaar gedrag vertoont, dat hij voor dat gedrag in de afgelopen jaren al zeer veel waarschuwingen heeft ontvangen, maar dat die waarschuwingen blijkens het nieuwe incident niet hebben geholpen. De kantonrechter is van oordeel dat werkgeefster het stelselmatige onacceptabele en ontoelaatbare gedrag van werknemer op geen enkele wijze heeft aangetoond. Dergelijk gedrag blijkt niet uit de door werkgeefster overgelegde brieven en evenmin uit de door haar overgelegde beoordelingsformulieren. Ook van voorafgaande waarschuwingen is op geen enkele wijze gebleken. Van de spreekwoordelijke ‘druppel die de emmer doet overlopen’ is dan ook geen sprake. Wanneer vervolgens dan het incident van 15 juli 2015 wordt bezien, deelt de kantonrechter de conclusie van werkgeefster dat hij te heftig heeft gereageerd door schuttingtaal te gebruiken en tegen de ovendeur te schoppen. Zijn inadequate wijze van handelen levert echter bij lange na niet een dringende reden voor ontslag op, ook niet als veronderstellenderwijs uitgegaan zou worden van de door werknemer betwiste stelling van werkgeefster dat X na de melding door werknemer direct actie heeft ondernomen door de monteur bij de machine te roepen. Daartoe acht de kantonrechter reeds redengevend (1) dat er sprake is van een dienstverband met een aanzienlijke duur, 21 jaar, (2) dat vaststaat dat werknemer dit lange dienstverband (bijna) altijd naar behoren heeft gefunctioneerd en (3) dat niet is gebleken van enige (relevante) schade aan de oven. Werkgeefster had in dit geval kunnen en behoren te volstaan met het geven van een officiële waarschuwing. Het verzoek tot vernietiging van het ontslag wordt toegewezen.