Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 22 september 2015
ECLI:NL:GHDHA:2015:2515
werknemer/Jo Tankers b.v.
Werknemer is van 19 november 1986 tot 2 juni 2010 in dienst geweest bij (de rechtsvoorganger van) Jo Tankers, laatstelijk in de functie van scheepstechnicus, tegen een basisgage van € 3.153 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en 13de maand. Jo Tankers heeft op 24 augustus 2009 aan werknemer haar voornemen kenbaar gemaakt tot zijn ontslag over te gaan. Op 9 december 2009 heeft zij het UWV WERKbedrijf (hierna: het UWV) toestemming gevraagd voor dat ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Vanaf enig moment is werknemer van werkzaamheden vrijgesteld met behoud van salaris. Op 27 januari 2010 is de gevraagde toestemming door het UWV verleend, waarna Jo Tankers de arbeidsovereenkomst met ingang van 2 juni 2010 heeft beëindigd onder toekenning van een vergoeding van € 38.534,25 bruto volgens het niet door de vakbond Nautilus goedgekeurde sociaal plan, conform de kantonrechtersformule met factor C=0,4. Tussen 2003 en eind 2012 is de vloot waarover de Jo Tankers Groep het management voerde gereduceerd van ruim 40 schepen tot 12 schepen, onder meer wegens verslechterde marktomstandigheden. Vier van de schepen voeren onder Nederlandse vlag, te weten de Jo Spruce, de Jo Cedar, de Jo Selje (waarop werknemer tewerkgesteld was) en de Jo Sypress. In 2009 heeft Skibs Hassel Holding N.V. uit kostenoverwegingen besloten haar onder Nederlandse vlag varende schepen te verkopen en uit te vlaggen. Hoewel het plan aanvankelijk was de schepen te verkopen aan de Singaporese vennootschap Zippora Pte Ltd, werden de Jo Spruce, de Jo Cedar en de Jo Selje bij nader inzien verkocht aan de Noorse vennootschap Skibsaksjeselskapet Hassel en uitgevlagd naar Noorwegen. De Jo Sypress werd aan de eigenaar teruggegeven en de managementcontracten met Jo Tankers eindigden. Skibsaksjeselskapet Hassel heeft een managementcontract gesloten met Jo Tankers A/S in Bergen, de Noorse werkmaatschappij van Jo Tankers. Deze schakelde voor de ‘crewing’ zeevarenden van Filipijnse nationaliteit in die in dienst waren van Jo Tankers Phlls Inc., een Filipijnse vennootschap waarin Jo Tankers A/S een minderheidsdeelneming van 25% had. Werknemer heeft aan zijn vordering primair ten grondslag gelegd dat hij kennelijk onredelijk ontslagen is wegens een voorgewende (valse) reden, nu Jo Tankers het bij het aanvragen van de ontslagvergunning bij het UWV heeft doen voorkomen alsof een buiten het bedrijf staande derde partij is overgegaan tot het verkopen van de schepen aan een andere eveneens buiten het bedrijf staande derde partij. Dat is echter volgens werknemer niet juist aangezien de verkopende partij (Skibs Hassel Holding N.V.) verbonden is met Odfjell, het moederbedrijf van Jo Tankers, terwijl Jo Tankers aandeelhouder is van Zippora.
Het hof oordeelt als volgt. De vraag rijst welke relevantie de verhouding van Jo Tankers met het Odfjell-concern en de wijze waarop die verhouding gekwalificeerd moet worden, heeft voor de onderhavige zaak. Volgens werknemer is die verhouding relevant omdat zij zou leiden tot de conclusie dat Jo Tankers een valse of voorgewende ontslagreden heeft opgegeven. Dat acht het hof onjuist: de opgegeven ontslagreden is dat de arbeidsplaats van werknemer is vervallen als gevolg van de beëindiging van de managementcontracten. Het is niet betwist dat die managementcontracten inderdaad waren beëindigd en de logische consequentie daarvan is dat uit dien hoofde de Jo Tankers Groep geen bemanning voor de Jo Selje meer hoefde te leveren en dat de arbeidsplaats van werknemer verviel. De opgegeven ontslagreden was dus niet vals en wordt dat ook niet door achterliggende beweegredenen (van Jo Tankers en/of van derden), zelfs al zou Jo Tankers die voor het UWV verzwegen hebben. Ter comparitie in hoger beroep is namens werknemer nog aangevoerd dat door alle constructies heen een reeds in 2005 aangekondigd beleid is waar te nemen, te weten om de Nederlandse zeevarenden door goedkope buitenlandse arbeidskrachten te vervangen. Voor zover daarmee bedoeld wordt dat de verhouding tussen Jo Tankers en het Odfjell-concern ook daarom relevant is omdat, als Jo Tankers tot dat concern moet worden gerekend, haar ook dat beleid toegerekend moet worden, moet dat betoog echter worden verworpen. Dat beleid stond het Odfjell-concern ongeacht of Jo Tankers daarvan deel uitmaakte immers vrij. Zoals de kantonrechter onbestreden reeds overwoog, heeft de rechter zich ten aanzien van economische en strategische beslissingen van de werkgever terughoudend op te stellen en het nemen van kostenbesparende maatregelen staat hem naar het oordeel van het hof vrij.
Ook het beroep op het gevolgencriterium faalt.