Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 4 november 2015
ECLI:NL:RBNNE:2015:5149
werkneemster/werkgever
Werkneemster is sinds 2005 in dienst als interieurverzorgster. In 2013 heeft werkneemster verzocht om een deel van haar brutoloon om te zetten in een netto onkostenvergoeding. Aanleiding voor dit verzoek was het feit dat de echtgenoot van werkneemster in de bijstand raakte en het loon van werkneemster volledig werd verrekend met de bijstandsuitkering van haar echtgenoot. Dit verzoek is ingewilligd. Per 1 juni 2013 is een maandelijks onbelaste onkostenvergoeding (voor benzine en was van kantoor) ter hoogte van € 95 aan werkneemster voldaan. Werkneemster is van 24 maart 2014 tot 3 februari 2015 arbeidsongeschikt geweest. Werkneemster heeft in die periode geen onkostenvergoeding ontvangen. Werkneemster vordert onder meer betaling van de onkostenvergoeding vanaf mei 2014.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Inherent aan een onkostenvergoeding is dat deze door de werkgever wordt voldaan ter vergoeding van door de werknemer gemaakte werkgerelateerde kosten. Het ging hier om reële kosten voor benzine en de was van kantoor. Voorts staat vast dat werkneemster in april 2014 verhuisd is waardoor ze geen reiskosten meer maakt. Daarnaast staat vast dat werkneemster de schoonmaakdoekjes van kantoor niet meer wast. Nu werkneemster de onkosten waarvoor zij de onbelaste onkostenvergoeding ontving niet meer maakt, kan zij geen aanspraak maken op de door haar gevorderde onkostenvergoeding. Subsidiair vordert werkneemster achterstallig loon ad € 150,10 bruto per maand vanaf mei 2014. Nu er echter geen sprake is van achterstallig loon - partijen zijn immers in 2013 overeengekomen dat het brutoloon van werkneemster verlaagd zou worden in verband met de onbelaste onkostenvergoeding - ligt deze vordering voor afwijzing gereed. Werkneemster heeft ter onderbouwing van die vordering echter betoogd dat werkgever gehouden is haar brutoloon vanaf mei 2014 weer te verhogen naar een bedrag van € 465 bruto per maand. Werkneemster miskent daarmee dat zij weliswaar kan verzoeken om wijzing van haar arbeidsvoorwaarden, maar dat werkgever niet gehouden is om daarmee in te stemmen. Dat werkneemster mogelijk het salaris van € 465 bruto nog wel zou hebben ontvangen indien zij in 2013 niet zelf had verzocht om omzetting van een deel van haar brutoloon in een onbelaste onkostenvergoeding, maakt dit niet anders. Werkneemster heeft om haar moverende reden zelf om voormelde wijziging verzocht, waarmee van de zijde van werkgever is ingestemd. Daarmee zijn de tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden gewijzigd. Dat zulks tijdelijk zou zijn, zoals werkneemster nog heeft betoogd, heeft zij niet aannemelijk gemaakt, temeer nu de aanleiding van haar verzoek in 2013 als zodanig niet is gewijzigd. Ter zitting heeft werkneemster immers verklaard dat haar echtgenoot thans nog steeds een bijstandsuitkering ontvangt. Meer subsidiair vordert werkneemster doorbetaling van haar loon tot 100% voor de duur van haar arbeidsongeschiktheid. Ook deze vordering wordt afgewezen. Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW kan werkneemster aanspraak maken op 70% van haar loon. De enkele omstandigheden dat werkgever gedurende de arbeidsongeschiktheidsperiode van 24 maart 2014 tot 3 februari 2015, alsmede vanaf het begin van de huidige arbeidsongeschiktheidsperiode wel het volledige loon heeft betaald, brengt niet zonder meer met zich dat - in afwijking van de wettelijke aanspraken - werkgever gehouden zou zijn tot betaling van 100% van het loon.