Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/kantonrechter
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 16 juli 2015
ECLI:NL:RBGEL:2015:7088

werkneemster/kantonrechter

Dat werkgever nogmaals de gelegenheid is geboden bewijsstukken in te dienen, is geen grond voor wraking kantonrechter.

Werkneemster was sinds 19 juni 2009 op basis van een arbeidsovereenkomst als bedrijfsleidster/meewerkend taxichauffeur in dienst van werkgever. Werkneemster heeft per 1 februari 2013 de arbeidsovereenkomst opgezegd. Partijen hebben geprocedeerd over de financiële afwikkeling van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft de kantonrechter gewraakt. Zij heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de in het vonnis van 28 januari 2015 gegeven bewijsopdracht volstrekt helder was en dat werkgever werd bijgestaan door een jurist. Toch heeft werkgever geen bewijsstukken over vermeend niet-afgedragen rittengelden van 2012 in het geding gebracht. Door werkgever nogmaals de gelegenheid te bieden bewijsstukken in te dienen helpt de kantonrechter werkgever, waarmee zij de schijn van partijdigheid wekt.

De wrakingskamer oordeelt als volgt. In dit geval is het verzoek tot wraking gegrond op een verwijt over een rechterlijke beslissing, te weten het werkgever nogmaals de gelegenheid bieden bewijsstukken in te dienen. Als uitgangspunt geldt dat een verzoek tot wraking niet is bedoeld om een rechterlijke beslissing waarmee verzoekers het niet eens zijn, aan de orde te stellen. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg. Zelfs als een beslissing onjuist is én negatief voor een van de partijen vormt dat op zichzelf geen zwaarwegende reden voor twijfels aan de objectiveerbare onpartijdigheid van de rechter en is dat dus nog geen grond voor wraking. Dit kan anders zijn indien de beslissing bijvoorbeeld is gemotiveerd met argumenten die de schijn van vooringenomenheid wekken of indien de beslissing, in het licht van de feiten en de omstandigheden van het geval, waaronder de motivering van de beslissing, redelijkerwijze niet anders kan worden verklaard dan dat de beslissing door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. De wrakingskamer onderkent dat de beslissing om werkgever de gelegenheid te bieden (alsnog) aan zijn bewijsopdracht te voldoen voor werkneemster in beginsel nadelig is, nu werkgever zonder die beslissing niet in zijn bewijsopdracht was geslaagd, terwijl dat nu nog niet zeker is. Dat een beslissing voor een der partijen nadelig uitpakt is echter inherent aan dergelijke beslissingen. Zoals overwogen is het echter niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of de beslissing van de kantonrechter die de grond is voor het wrakingsverzoek terecht of zelfs redelijk is, maar om te beoordelen of die beslissing een zwaarwegende reden is voor twijfels aan de onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing niet is gemotiveerd met argumenten die de schijn van vooringenomenheid wekken noch dat, mede gelet op de in het verweerschrift gegeven toelichting, de beslissing redelijkerwijze niet anders kan worden verklaard dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Volgt afwijzing van het wrakingsverzoek.