Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Midden Nederland (ROC)
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 november 2015
ECLI:NL:RBMNE:2015:7808

X/Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Midden Nederland (ROC)

Stagiaire niet op grond van artikel 7:661 BW aansprakelijk voor schade aan houten vloer en dode visjes als gevolg van overstromen spa. Geen bewust roekeloos handelen.

X exploiteert een eenmanszaak. Zij biedt onder andere schoonheidsverzorging, manicure- en pedicurebehandelingen aan. Y heeft als leerlinge van het ROC vanaf 10 september 2013 stage gelopen bij X. Op 11 december 2013 heeft Y van X de taak gekregen om de Garra Rufa Footspa (hierna: de spa) bij te vullen. De spa is een soort aquarium waarin kleine visjes zwemmen. Deze visjes knabbelen dode huidcellen en huidschilfers van de voeten van de klant. Tijdens het vullen van de spa is Y op een andere verdieping kerstpresentjes gaan inpakken. Zij heeft regelmatig bij de spa gekeken hoe ver het water was bijgevuld. De laatste keer dat zij kwam kijken was de spa overstroomd. Hierdoor is water op de houten vloer terechtgekomen en zijn visjes uit de spa dood gegaan. Het ROC en de schadeverzekeraar van de ouders van Y hebben laten weten de schade niet te vergoeden. X stelt Y en het ROC aansprakelijk voor de schade van € 2.147,71.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen staat niet ter discussie dat wanneer een stagiaire in de uitvoering van een stageovereenkomst schade toebrengt aan de pseudowerkgever, deze schade onder de bescherming van artikel 7:661 BW valt (zie ook Hof Arnhem 31 januari 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BV2352). De vraag of Y jegens X aansprakelijk is, moet daarom worden beantwoord aan de hand van artikel 7:661 BW. X heeft zich beroepen op bewuste roekeloosheid aan de zijde van Y. Bij roekeloos handelen is sprake van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust het risico wordt genomen op ernstige gevolgen en op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat het risico zich niet zal realiseren (zie ook de MvT, p. 12, bij het wetsontwerp 28484, naar aanleiding waarvan het begrip roekeloosheid als wettelijk begrip op 1 januari 2006 is ingevoerd in bijv. art. 307 lid 2 Sr, art. 308 lid 2 Sr en art. 175 lid 2 WVW). Ook wanneer ervan uit moet worden gegaan dat die bewuste dag is verlopen zoals X stelt (Y betwist deze feiten gedeeltelijk), staat vast dat Y de kraan heeft teruggedraaid, zodat het water langzamer dan normaal in de spa stroomde, en dat zij tussentijds diverse malen het waterpeil van de spa heeft gecontroleerd. Door middel van deze gedragingen heeft Y een bepaalde mate van zorgvuldigheid betracht. Onder deze omstandigheden is, zelfs indien ervan uit wordt gegaan dat X Y heeft gewaarschuwd voor de risico’s van een beschadigde vloer en van dode visjes in het geval van een overstroming, niet de conclusie gerechtvaardigd dat Y bewust roekeloos heeft gehandeld. Zij is niet aansprakelijk voor de schade van X. Ten aanzien van de aansprakelijkheid van het ROC stelt X zich op het standpunt dat het ROC de aansprakelijkheid van Y op zich heeft genomen. X verwijst daarvoor naar artikel 14 van de algemene voorwaarden. Dit standpunt is onjuist. Het tweede deel van artikel 14 van de algemene voorwaarden brengt hooguit mee dat van de uitsluiting voor aansprakelijkheid uit het eerste deel van die bepaling is uitgezonderd schade die door stagiaires wordt toegebracht aan het leerbedrijf waarin zij werkzaam zijn, voor welke gevallen het ROC een aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten. Uit dit tweede deel van artikel 14 volgt echter níet dat het ROC op voorhand aansprakelijkheid heeft aanvaard. Voor aansprakelijkheid van het ROC moet eerst komen vast te staan dat er een grondslag is om het ROC aansprakelijk te houden voor de schade van X. Nu Y niet aansprakelijk is, komt de feitelijke grondslag van de vordering van X ten aanzien van het ROC, namelijk dat Y bewust roekeloos heeft gehandeld, te vervallen. Volgt afwijzing van de vorderingen.