Naar boven ↑

Rechtspraak

Hago Zorg B.V./werkneemster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 17 december 2015
ECLI:NL:RBAMS:2015:9419

Hago Zorg B.V./werkneemster

Ontbinding arbeidsovereenkomst schoonmaakmedewerkster wegens diefstal van drank van een bewoner. Geen ernstig verwijtbaar handelen, omdat er sterke aanwijzingen zijn dat sprake is van een alcoholprobleem.

Werkneemster is in dienst van Hago in de functie van werknemer algemeen schoonmaakonderhoud. Omdat er volgens Hago drank verdween als werkneemster bij een bewoner had schoongemaakt, is op 22 september 2015 in het schoonmaakkarretje van werkneemster gekeken en is een waterflesje, gevuld met jonge jenever, aangetroffen. Werkneemster zelf rook naar drank. Daarnaar gevraagd verklaarde werkneemster dat ze geen drank had weggenomen, zeker geen drankprobleem heeft en die morgen ook geen alcohol gedronken had. Hago verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel a jo. 7:669 lid 3, achtereenvolgens onderdeel e, d, g en h BW. Het verweer van werkneemster strekt tot afwijzing van het verzoek.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voorop gesteld wordt dat de gedragingen die aan werkneemster worden verweten divers van aard zijn, omdat deze deels haar wijze van functioneren betreffen en deels te maken hebben met verdenkingen van diefstal, waarvan de laatste in combinatie met gebruik van alcohol. Beoordeeld dient te worden of die redenen ieder voor zich voldoende zijn om de (achtereenvolgens) gestelde redelijke grond te vormen. Niet is vast te stellen of ten aanzien van het te vroeg starten met de werkzaamheden sprake is geweest van (verwijtbare) gedragingen van werkneemster, die aan een van de ontslaggronden ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarvoor is hetgeen Hago gesteld heeft onvoldoende concreet en specifiek. Hetzelfde geldt voor de verwijten ten aanzien van de grote mond van werkneemster. Opgemerkt wordt dat er kennelijk geen verslagen zijn van functioneringsgesprekken, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van incorrect gedrag van werkneemster dat structureel van aard is. Dat verschillende opdrachtgevers om uiteenlopende redenen te kennen hebben gegeven dat werkneemster moest vertrekken, is onvoldoende om anders te oordelen. Temeer nu evenmin gebleken is van een objectief systeem van beoordeling door die opdrachtgevers. Wat betreft de verdenking van de diefstallen vóór 22 september 2015 ontbreekt bewijs dat werkneemster geld van bewoners heeft gestolen.

Resteert de vraag of de gebeurtenis op 22 september 2015 en de in dat verband door Hago naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding opleveren. In beginsel is het wegnemen van drank uit de kamer van een bewoner aan te merken als een gedraging in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Hoewel er in de omstandigheden van het geval sterke aanwijzingen zijn dat werkneemster dit voor eigen gebruik heeft gedaan en dat er sprake is van een meer dan incidenteel alcoholprobleem, doet dit er niet aan af dat het stelen van drank op zich aan werkneemster verweten kan worden. Een werkgever als Hago, die mensen tewerkstelt bij een opdrachtgever en afhankelijk is van die opdracht, heeft er groot belang bij dat zij erop kan vertrouwen dat een werknemer geen spullen van derden wegneemt. Tegen die achtergrond ligt een herplaatsing van werkneemster niet in de rede en is deze op grond van artikel 7:669 lid 1 BW ook niet vereist. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Van ernstig verwijtbaar handelen is echter geen sprake. Indien er sprake is van een (alcohol)verslaving en daaraan gerelateerd handelen zal de grens van ernstige verwijtbaarheid minder snel bereikt worden. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat van een werkgever in het algemeen wordt verwacht dat hij een werknemer ondersteunt bij het oplossen van een verslaving. In het onderhavige geval staat de verslaving weliswaar niet vast, maar zijn er naar het oordeel van de kantonrechter - ondanks de ontkenning van werkneemster en het ontbreken van medische gegevens - sterke aanwijzingen dat sprake is van een alcoholprobleem. Aan werkneemster wordt de transitievergoeding (€ 2.969,04 bruto) toegekend.