Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Lelystad), 16 maart 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:1361
Stichting Combinatie van Vissorteerders c.s./Visveiling Urk B.V.
Visveiling Urk B.V. (hierna: Visveiling) is de grootste visveiling van Nederland. Het sorteerwerk in de Visveiling wordt al jaren (sinds de jaren zestig) verricht door sorteerders die verenigd zijn in de Combinatie van Vissorteerders (hierna: de Combinatie). Op de verhoudingen tussen de aanvoerders van vis, de sorteerders en de Visveiling was tot 1 november 2013 onder meer van toepassing het ‘Centraal Visafslagreglement’. Vanaf voornoemde datum zijn op de onderlinge verhoudingen van toepassing de ‘Algemene voorwaarden Visveiling Urk’. Naar aanleiding van de privatisering van de Visveiling heeft de Visveiling in een brief van 15 mei 2002 aan de vissorteerders geschreven dat zij met die brief beoogt bestaande afspraken te herbevestigen. Zij heeft daarin als een van de bestaande afspraken bevestigd dat het sorteerwerk in de visafslag wordt gegund aan de sorteerders van de Combinatie. In een verklaring van 9 oktober 2003 heeft de Visveiling vastgelegd niet tot wijziging van bepaalde afspraken tussen partijen over te zullen gaan (waaronder het bepaalde in de brief van 15 mei 2002), alsmede zich te verbinden om, als overleg tussen de Combinatie en de Visveiling over bepaalde, tussen partijen geldende punten niet tot overeenstemming leidt, een voorgestelde wijziging voor te leggen aan een arbitragecommissie die een voor alle partijen bindende uitspraak doet. Vanaf 2011 zijn de onderlinge verhoudingen tussen de Visveiling en de Combinatie onder druk komen te staan. Bij brief van 14 november 2014 heeft de Visveiling de Combinatie bericht dat zij, indien hun relatie als een (mondeling gesloten) overeenkomst moet worden gezien, de overeenkomst tegen 1 juni 2015 opzegt, althans tegen de datum waarop de door haar aan te schaffen sorteermachine operationeel is. De Combinatie heeft in reactie op voornoemde brief aangegeven de aangekondigde opzegging niet rechtsgeldig te achten. De Visveiling heeft op 12 december 2015 de stichting Stichting Isla (hierna: Isla) opgericht. Isla heeft arbeidsovereenkomsten aangeboden aan alle individuele vissorteerders die zijn aangesloten bij de Combinatie om voortaan de sorteerwerkzaamheden te verrichten in dienst van Isla. Vanaf week zeven van 2016 heeft de Visveiling de sorteerwerkzaamheden uitsluitend gegund aan Isla en wordt het sorteerwerk uitgevoerd door vissorteerders die een arbeidsovereenkomst hebben gesloten met Isla. De Combinatie vordert de Visveiling te bevelen om, zolang er tussen partijen geen arbitraal vonnis of een gerechtelijke uitspraak is gewezen of een vaststellingsovereenkomst is gesloten, het vissorteerwerk van de Visveiling uitsluitend op te dragen aan en te laten uitvoeren door bij de Combinatie aangesloten sorteerders en te gedogen dat sorteerders die een (arbeids)overeenkomst met Stichting Isla hebben gesloten of zullen sluiten sorteerwerkzaamheden uitvoeren tegen de vergoedingen zoals die golden vóór 1 januari 2016. De Combinatie stelt zich op het standpunt dat sprake is van een contractuele relatie met de Visveiling die, onder de gegeven omstandigheden, niet mocht worden opgezegd.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Er is sprake van een contractuele relatie tussen de Visveiling en de Combinatie, mede gelet op de brief van 15 mei 2002 en de verklaring van 9 oktober 2003. Vast staat tevens dat de Combinatie en de Visveiling gedurende ruim vijftig jaar hebben samengewerkt. Na de privatisering van de Visveiling heeft immer de ongestoorde voortzetting van de tussen hen bestaande relatie vooropgestaan. In dat licht kan niet worden volgehouden dat de relatie tussen partijen zonder meer opzegbaar was. Op voorhand is niet gebleken waarom van de Visveiling niet gevergd kan worden dat zij de uitkomst van een arbitrageprocedure moet afwachten, temeer nu de Visveiling een voorspoedig verloop van een dergelijke procedure mede zelf in de hand heeft. Bovendien staan tegenover de belangen van de Visveiling ook grote belangen van de bij de Combinatie aangesloten vissorteerders. Dat voor de sorteerders een arbeidsovereenkomst met Isla niet slechter zou uitpakken dan hun huidige situatie is door de Combinatie gemotiveerd betwist. Een aantal vissorteerders heeft grote moeite met de onzekerheid die besloten ligt in de door Isla aangeboden arbeidsovereenkomst: een tijdelijk contract voor de duur van zes maanden met een uitgestelde prestatieplicht. Bovendien is het dan Isla die bepaalt wie voor welk aantal uur wordt opgeroepen en met wie een arbeidsovereenkomst wordt gesloten, terwijl op basis van de tot voor kort bestaande situatie het sorteerwerk op basis van solidariteit werd verdeeld onder de in de Combinatie verenigde vissorteerders. De voorzieningenrechter is, mede gelet op het voorgaande, van oordeel dat het onvoldoende aannemelijk is dat een rechter, oordelend in een bodemprocedure, een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging aanwezig zal achten. Het gevolg daarvan is dat voorshands moet worden aangenomen dat de Visveiling niet had mogen opzeggen zoals zij dat heeft gedaan. Volgt toewijzing van de vorderingen.