Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 12 februari 2015
ECLI:NL:RBDHA:2015:16013
Haagse Milieuservices NV/werknemer
Werknemer is sinds 1980 in dienst van Haagse Milieuservices (hierna: HMS). HMS verzorgt binnen de gemeente Den Haag de inzameling van afval. Het ophalen van bedrijfsafval wordt feitelijk uitgevoerd door Van Gansewinkel. Voor het uitvoeren van deze activiteiten maakt Van Gansewinkel gebruik van medewerkers die door HMS bij Van Gansewinkel zijn gedetacheerd. Door de Manager Integrity van Van Gansewinkel (hierna: de manager) is als gevolg van signalen dat medewerkers van HMS betrokken zouden zijn bij het aannemen van bovenmatige volumes afval van klanten een onderzoek ingesteld. Deze bevindingen heeft de manager neergelegd in een Rapport Feitenonderzoek. Naar aanleiding van dit rapport is werknemer op 14 februari 2014 door HMS op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft in een beschikking van 4 juni 2014 de arbeidsovereenkomst tussen HMS en werknemer ontbonden, voor zover deze op dat moment nog bestond, en aan werknemer een vergoeding toegekend van € 46.800. HMS vordert de verklaring voor recht dat HMS werknemer rechtsgeldig op staande voet heeft ontslagen en toekenning van een gefixeerde schadevergoeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft aangevoerd dat hij uit serviceoverwegingen meer afval ophaalde bij klanten. Er mochten geen klanten komen, want daar werd hij direct op aangesproken. HMS heeft, onder verwijzing naar de huisregels en de brief van april 2010, gesteld dat het binnen het bedrijf duidelijk beleid is dat het legen van meer bakken dient te worden gemeld in de boordcomputer, zodat deze bakken bij de klant in rekening kunnen worden gebracht. Zij heeft tevens gesteld dat het legen van meerdere containers bij vishandel Simonis nooit in de boordcomputer is gemeld. Gelet op deze stellingen van HMS, heeft werknemer zijn verweer onvoldoende toegelicht. Zelfs indien tussen partijen zou komen vast te staan dat binnen het bedrijf wordt gehamerd op service voor klanten en dat extra afval moet worden meegenomen bij calamiteiten, doet dat niet eraan af dat bij vishandel Simonis vaker meerdere containers werden geleegd, dat werknemer heeft verklaard tegenover de manager dat dit er zestien waren en dat deze containers niet in de boordcomputer werden gemeld. In het personeelsdossier van werknemer was een brief van 20 april 2010, met de niet mis te verstane schriftelijke waarschuwing inzake het ophalen van te veel afval, aanwezig. Tevens heeft Van Gansewinkel de werknemers in maart 2010 op de hoogte gebracht van deze regel. Werknemer wist derhalve dat hij geen extra containers mocht meenemen zonder hiervan melding te maken en hij wist dat Van Gansewinkel/HMS aan een dergelijke handeling consequenties zou verbinden. Hij wist tevens dat HMS door deze handelingen van werknemer - het ophalen van meer afval bij vishandel Simonis zonder dit in de boordcomputer te melden - werd benadeeld. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, rechtvaardigen de conclusie dat HMS werknemer op goede gronden op staande voet heeft ontslagen. Een belangenafweging maakt dit niet anders. Van HMS kan niet worden verlangd dat zij het ophalen van vijftien extra containers tolereren. HMS moet erop kunnen vertrouwen dat werknemer zich houdt aan de gesloten contracten. Daarmee verdient HMS immers haar geld. Gelet hierop, gelet op de omstandigheid dat werknemer ook in 2010 was gewaarschuwd en gelet op de omstandigheid dat werknemer heeft verklaard dat zij al voor 2010 bij Simonis meer afval ophaalden, kon HMS besluiten dat een disciplinaire maatregel niet voldoende was. De door werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden maken dit oordeel niet anders. De door HMS gevorderde schadevergoeding kan niet worden toegewezen, nu HMS niet heeft gesteld op welke wijze zij schade heeft geleden als gevolg van het gegeven ontslag op staande voet. Volgt toewijzing van de vordering van HMS inzake de verklaring voor recht.