werkgeefster/werknemer

Werknemer is in dienst in de functie automonteur en APK-keurmeester. Werkgeefster verzoekt de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e of g BW. Zij voert daartoe het volgende aan. Het functioneren van werknemer stond al enige tijd ter discussie. Werknemer is geconfronteerd met een opname waaruit volgens haar blijkt dat werknemer een keer geld heeft aangenomen om een auto frauduleus goed te keuren, hetgeen werknemer ontkent. Op 17 oktober 2015 is een beëindigingsovereenkomst opgemaakt en aan werknemer is een bedrag van € 5.450,90 bruto betaald. Werknemer ontkent dat hij de beëindigingsovereenkomst heeft getekend. Op 18 december 2015 heeft een ernstig incident plaatsgevonden. Werknemer keurt een auto goed die volgens de daarna door de RDW uitgevoerde steekproef in zeer slechte staat blijkt te verkeren en niet had mogen worden goedgekeurd. Het verweer van werknemer strekt tot afwijzing van het verzoek.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het staat vast dat werknemer in het verleden geld heeft aangenomen van klanten om voertuigen goed te keuren terwijl die, gezien de staat waarin die verkeerden, niet door de APK-keuring hadden mogen komen. Het argument van werknemer daarvoor, namelijk dat het gebruikelijk was bij werkgeefster, overtuigt niet. Door de RDW worden regelmatig steekproeven gehouden. Als uit een dergelijke steekproef blijkt dat het voertuig in een slechte staat verkeert en desalniettemin is goedgekeurd, kan dat zeer ernstige consequenties hebben, niet alleen voor de continuïteit van het bedrijf van werkgeefster, maar ook voor de veiligheid op de weg. Het is niet aannemelijk dat werkgeefster haar bedrijf op het spel zet voor slechts enkele tientjes. Werknemer heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Het voorwaardelijk ontbindingsverzoek wordt toegewezen. Werkgeefster is geen transitievergoeding verschuldigd. Er is geen reden om aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen.