Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19 april 2016
ECLI:NL:GHARL:2016:3055
werknemer/High Quality Organics B.V.
Werknemer is sinds 7 februari 2011 als managing director in dienst van High Quality Organics B.V. (hierna: HQO). HQO is een onderneming die biologische voedingsmiddelen levert aan de voedingsindustrie. Op 21 oktober 2013 sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst, waardoor de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd per 31 oktober 2013. HQO en werknemer gaan voor de periode van 1 november 2013 tot en met 30 april 2014 een consultancyovereenkomst (overeenkomst van opdracht) aan. HQO garandeert in dat kader een maandvergoeding van € 6.500 exclusief btw. In de op 21 oktober 2013 gesloten vaststellingsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen. Werknemer bericht HQO bij e-mailbericht van 23 januari 2014 dat hij per 1 januari 2014 een eigen consultancybureau heeft gestart. In dat kader heeft werknemer zakelijk contact met een relatie van HQO. HQO stelt zich op het standpunt dat hierdoor sprake is van schending van het relatiebeding door werknemer. Werknemer stelt dat daarvan geen sprake is, nu het contact met de relatie van HQO enkel betrekking heeft op conventionele producten en niet op biologische producten. Werknemer vordert HQO te veroordelen tot betaling van € 18.500 wegens achterstallige betalingen uit de consultancyovereenkomst. HQO heeft de vordering betwist en daartoe aangevoerd dat HQO het verschuldigde bedrag op grond van de consultancyovereenkomst heeft verrekend met de door werknemer verschuldigde boete wegens overtreding van het relatiebeding.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten ter beëindiging van het dienstverband met werknemer als managing director. In dat verband is met werknemer een relatiebeding voor de beperkte duur van 6 maanden overeengekomen, waarbij hij gedurende die termijn aanspraak kon maken op een minimumvergoeding van € 6.500 exclusief btw per maand. In geschil is de uitleg van voornoemd relatiebeding. De ratio van het relatiebeding is dat de gewezen werknemer gedurende een bepaalde tijd geen zakelijk contact met relaties van de gewezen werkgever heeft, zodat de gewezen werkgever in de gelegenheid is in die periode de band met de relatie te behouden en die band zo mogelijk te verstevigen. De gewezen werknemer wordt door een dergelijk beding in zijn werkzaamheden beperkt en daaraan is in dit geval tegemoet gekomen doordat HQO gedurende de duur van het relatiebeding gehouden is aan werknemer € 6.500,- exclusief btw per maand te betalen. Dit brengt mee dat de door werknemer bepleite uitleg - dat hij met klanten van HQO geen contact mocht hebben over biologische producten maar wel over conventionele producten - niet strookt met de ratio van het relatiebeding. Bovendien blijkt de door werknemer bepleite beperking van het relatiebeding niet uit de bewoordingen van het beding. Volgens de tekst is het werknemer verboden op enigerlei wijze zakelijk contact met relaties van HQO te hebben en te onderhouden. Voorts heeft de kantonrechter in het bestreden vonnis terecht overwogen dat de door werknemer bepleite uitleg uit handhavingsoogpunt niet voor de hand ligt omdat bij die uitleg handhaving ernstig wordt bemoeilijkt doordat in dat geval HQO niet alleen heeft te stellen en te bewijzen dat werknemer in de periode van 6 maanden na het einde van het dienstverband contact met haar relatie heeft gehad, maar bovendien dat dit contact betrekking had op biologische producten. Op grond van het hiervoor overwogene is het hof voorshands van oordeel dat de door HQO bepleite en door de kantonrechter gegeven uitleg van het relatiebeding de juiste is. Nu werknemer die uitleg heeft bestreden en daarbij bewijs heeft aangeboden, zal het hof werknemer toelaten tot het leveren van tegenbewijs. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.