Rechtspraak
Beneluxvet B.V./werknemerGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14 april 2016
Beneluxvet B.V./werknemer
Werknemer is op 2 januari 2007 bij Beneluxvet in dienst getreden als horecachauffeur. Dat werk houdt in dat hij in een specifieke regio partijen gebruikt vet moet ophalen bij horecabedrijven en andere grootverbruikers, waarbij een norm geldt van 4500-5000 kilo frituurvet per dag. Iedere horecachauffeur is verantwoordelijk voor de klanten op de hem toebedeelde klantenlijst, hetgeen onder meer inhoudt dat hij met de klanten afstemt wanneer hij het gebruikte vet komt ophalen en dat hij zijn route voor die dag daarop aanpast. De chauffeur houdt dagelijks een dagstaat bij waarop hij alle klanten registreert waar hij vet heeft opgehaald. Op 19 september 2014 is werknemer uitgevallen in verband met rugklachten. Op 16 april 2015 is werknemer beter gemeld. Bij brief van 25 juni 2015 heeft Beneluxvet werknemer laten weten hem geleidelijk aan weer te willen inzetten als horecachauffeur op de voor werknemer nieuwe route Zuid-Holland en als verkoper van een bepaald soort frituurvet. Werknemer heeft gedreigd de Inspectie SZW op werkgever af te sturen indien hij opnieuw vaten moest tillen. Werkgever heeft uitgelegd dat hem hulpmiddelen ter beschikking worden gesteld, waarmee de arboregels worden nageleefd. Daarna is de arbeidsrelatie verstoord geraakt. Beneluxvet concludeerde op basis van het door Hoffmann opgestelde rapport dat werknemer zonder reden langdurig stilstond op parkeerplaatsen, afwijkend veel tijd gebruikte voor het laden, alsmede om van de ene klant naar de andere te rijden. Werknemer is vervolgens op non-actief gesteld. Na intern onderzoek is besloten tot een ontbindingsverzoek over te gaan, primair op de e-grond en subsidiair op de g-grond. De kantonrechter heeft de verzochte ontbinding afgewezen en Beneluxvet veroordeeld in de proceskosten.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof overweegt voorts dat het in dit geschil gaat om de periode van 29 juni 2015 tot 27 augustus 2015, binnen welke periode werknemer ook nog twee weken vakantie heeft genoten zoals onweersproken is gesteld. De resterende zes werkweken betreffen een relatief korte periode, gelet op het dienstverband vanaf 2 januari 2007. Ook indien werknemer voor zijn eerste rit in Zuid-Holland nog enigszins is ingewerkt (hetgeen werknemer overigens betwist) door zijn op 1 juli 2015 bij Beneluxvet vertrokken voorganger, is die inwerkperiode uiterst kort geweest. Beneluxvet behoort rekening te houden met een redelijke periode waarin werknemer de klanten moet leren kennen en moet ervaren wat de (verkeers)situatie ter plaatse is, alsmede de meest gunstige routes tussen die klanten. Ook het hof oordeelt, in het voetspoor van de kantonrechter, dat niet alle voorbeelden van langdurige stilstand in het beroepschrift deugdelijk door werknemer zijn verklaard, en ook het hof heeft vraagtekens bij de hoeveelheid tijd die werknemer zegt nodig te hebben voor eenvoudig administratief werk. Echter, met alleen de op 4 augustus 2015 gegeven schriftelijke waarschuwing en de kort daarop gevolgde op non-actiefstelling op 27 augustus 2015 heeft Beneluxvet te weinig gedaan om het functioneren van werknemer in zijn nieuwe regio te verbeteren. Van welbewust disfunctioneren (onwil of moedwil), hetgeen verwijtbaar handelen als bedoeld in de e-grond zou opleveren, is het hof onvoldoende gebleken.