Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 7 januari 2016
ECLI:NL:RBNHO:2016:52
werknemer/Securitas Transport & Aviation Security B.V.
Werknemer is sinds 2009 in dienst, laatstelijk in de functie van algemeen beveiligingsmedewerker. Het salaris bedraagt gemiddeld € 2.768,58 bruto per vier weken. Hij is op 29 september 2015 op staande voet ontslagen. Volgens werkgever had werknemer als integer beveiliger direct melding kunnen en moeten maken van de vondst van het stapeltje bankbiljetten. Door niet direct melding te maken van de gevonden bankbiljetten bij de dichtstbijzijnde post van de KMar, dat ook niet de volgende ochtend en middag alsnog te doen bij de KMar en/of bij de werkgever en door een gedeelte van de gevonden bankbiljetten te delen met een taxironselaar heeft de werknemer volgens werkgever onderstreept dat hij nooit van plan was om melding te maken van de vondst van het geld. Werknemer stelt dat geen sprake is van een dringende reden en verzoekt (na intrekking van het verzoek tot vernietiging van het ontslag) om toekenning van een billijke vergoeding van € 15.000 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding. In de zaak van het tegenverzoek wordt door de werkgever verzocht voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en werknemer te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding. Ook wordt om voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De lezing van partijen over de feitelijke gang van zaken in en buiten Schipholplaza verschilt op een aantal punten aanzienlijk. Werknemer heeft gemotiveerd betwist dat hij geld aan een ronselaar heeft gegeven. Op papier moest werknemer op het moment dat hij het geld vond weliswaar nog iets langer werken, maar nu tussen partijen niet in geschil is dat hij na het afhandelen van zijn laatste vlucht naar huis mocht, dat deze vlucht was afgehandeld, dat hij het beveiligde gebied waar hij zijn gebruikelijke werkzaamheden uitvoert inmiddels had verlaten en dat hij zich in zijn uniform in het voor een ieder toegankelijke Schipholplaza bevond, lijkt toch alleszins aannemelijk dat de werknemer zijn werkdag had beëindigd en dat hij in zijn eigen tijd voor het naar huis gaan nog een boodschap heeft gedaan in een winkel op Schipholplaza. De kantonrechter en partijen hebben ter zitting naar de camerabeelden gekeken en op grond van deze beelden is voor de kantonrechter niet aannemelijk geworden dat de werknemer een deel van het gevonden geld aan de ronselaar heeft gegeven. Dat werknemer direct melding had moeten maken van de vondst van de bankbiljetten, is niet aannemelijk geworden. In de PersoneelsInformatieMap (MIP) van Securitas is geen regel opgenomen over hoe je moet omgaan met gevonden geld. Vast staat dat de Schipholpas van de werknemer per 28 september 2015 is ingenomen en dit roept de vraag op of de aangevoerde ontslagreden in subjectieve zin voldoende dringend was. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Zij acht de reactie van de werkgever op de gedraging van de werknemer te rigide en in de gegeven omstandigheden niet op zijn plaats. Met name valt niet in te zien waarom de werkgever niet heeft gekozen voor een andere weg, bijvoorbeeld een waarschuwing met een opschorting van de loonbetalingen (geen arbeid van loon) of de indiening van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Nu het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, wordt het verzoek om toekenning van de billijke vergoeding toegewezen. Deze wordt vastgesteld op € 5.000 bruto. Meegewogen wordt dat werkgever verwijtbaar heeft gehandeld door te snel te kiezen voor een ontslag op staande voet. De wijze waarop de werkgever bij dit ontslag te werk is gegaan verdient ook geen schoonheidsprijs. Het kluisje van de werknemer is voorafgaand aan het gesprek van partijen zonder enige noodzaak al leeggehaald, dat is diffamerend en het wekt de indruk dat het besluit van de werkgever al (min of meer) vaststond en hetgeen de werknemer naar voren zou brengen er niet meer toe zou doen. Daar staat tegenover dat de werknemer zich op zijn minst genomen vreemd heeft gedragen nadat hij het geld had gevonden. Ook is werkgever de transitievergoeding (€ 5.624 bruto) en een vergoeding (€ 5.664 bruto,) wegens onregelmatige opzegging verschuldigd. De tegenverzoeken van werkgever worden afgewezen.