Naar boven ↑

Rechtspraak

Personenvervoer L. Wolters B.V./Stichting Sociaal Fonds Taxi
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 juni 2016
ECLI:NL:GHARL:2016:5037

Personenvervoer L. Wolters B.V./Stichting Sociaal Fonds Taxi

Uitleg boetebeding CAO SFT: forfaitaire boete naast nakoming.

In casu gaat het om de afwikkeling van een langlopende procedure tussen Wolters en SFT. In deze zaak gaat het om de forfaitaire schadevergoeding die SFT vordert wegens het niet (juist) overleggen van informatie. Dat het om een boetebeding gaat in de zin van artikel 6:91 BW, zoals Wolters stelt, is naar het oordeel van het hof juist. Daarmee is evenwel niet gegeven dat de boete een vervangende schadevergoeding is, waarnaast op grond van artikel 6:92 BW geen ruimte is voor een vordering tot nakoming van de verplichting om de gevraagde informatie te verstrekken. Niet alleen is artikel 6:92 BW van regelend recht, ook de strekking van het beding zelf dient zo nodig te worden uitgelegd, in dit geval aan de hand van de zogenaamde cao-norm (zie HR 1 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1049). In het onderhavige geval heeft de boete een meerduidige strekking: in de context van het Reglement gaat het niet om boete in plaats van nakoming, maar ook om een, met het oplopen van de boete, steeds sterker wordende prikkel tot nakoming, om een vergoeding van onderzoekskosten en een vergoeding ter compensatie van bijvoorbeeld verlies aan wervingskracht en vertrouwen, zoals SFT terecht heeft aangevoerd. SFT mocht dan ook zowel nakoming van de informatieverplichting eisen als aanspraak maken op de forfaitaire schadevergoeding. Het door de cao-partijen overeengekomen en vervolgens algemeen verbindend verklaarde boetebeding is, anders dan Personenvervoer Wolters betoogt, ook geen beding waarbij één partij de hoogte van de schadevergoeding bepaalt. Personenvervoer Wolters heeft een beroep op matiging gedaan. Het hof verwerpt dat beroep, nu niet gezegd kan worden dat toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden, waarbij SFT de teller heeft gestopt bij € 7.500, tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt (vgl. het toetsingscriterium van de Hoge Raad op dit punt, zoals kenbaar uit HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638 en HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4986). Personenvervoer Wolters heeft geen steekhoudende argumenten naar voren gebracht waaruit volgt dat van zo’n onaanvaardbaar resultaat sprake is. Dat Personenvervoer Wolters uiteindelijk maar een gering bedrag bij moest betalen aan haar werknemer X maakt de omvang van de boete, mede gelet op het doel waartoe deze verder nog strekt, niet onaanvaardbaar.