werkgever/werknemer

Werknemer is sinds 2003 in dienst. Laatstelijk vervulde hij de functie werkplaatsreceptionist. Werkgever verzoekt ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW (verwijtbaar handelen). Daartoe wordt aangevoerd dat werknemer op 11 februari 2016 zeer intimiderend gedrag heeft vertoond jegens zijn collega X. Het verweer van werknemer strekt primair tot afwijzing van het verzoek. Hij heeft een tegenverzoek ingediend en verzoekt om toekenning van de transitievergoeding en billijke vergoeding als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit verklaringen blijkt dat werknemer X van achteren heeft beet gepakt. Verder blijkt uit de verklaringen dat een collega de werknemer van achteren heeft beetgepakt en werknemer van X heeft afgetrokken. Op grond daarvan wordt geoordeeld dat werknemer in de werkplaats fysiek geweld heeft gebruikt jegens een collega. Het gedrag van werknemer moet worden aangemerkt als grensoverschrijdend gedrag. Deze gang van zaken valt aan werknemer, die overigens zelf niet inziet dat zijn handelen als ontoelaatbaar moet worden beschouwd, te verwijten. Er is sprake van verwijtbaar handelen, maar er is geen aanleiding het gedrag van werknemer als ernstig verwijtbaar te kwalificeren. Herplaatsing ligt niet in de rede. Het ontbindingsverzoek wordt toegewezen. Er is geen aanleiding voor toekenning van een billijke vergoeding aan werknemer, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Werkgever wordt veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding (€ 20.252,61). Werkgever heeft gevraagd te bepalen de transitievergoeding in termijn te mogen betalen. Dit verzoek wordt ingewilligd (vier termijnen), nu werknemer zich daartegen niet heeft verzet.