Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 14 juli 2016
ECLI:NL:GHSHE:2016:3019
werknemer/Dedert IJs B.V.
Werknemer is op 9 maart 2015 bij Dedert in dienst getreden voor de duur van één jaar in de functie van Manager Finance/ICT tegen een salaris van € 6.000 bruto per maand. Op deze arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding van toepassing. Op 2 oktober 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de aandeelhouders van Dedert. Tijdens een onderbreking van dit gesprek heeft een vertegenwoordiger van een van de aandeelhouders en de potentieel investeerder Yearsley Group met werknemer gesproken. Dit is voor Dedert aanleiding geweest werknemer op 5 oktober 2015 op non-actief te stellen vanwege het vermoeden van het schenden van het geheimhoudingsbeding en het delen van vertrouwelijke informatie. Op 10 oktober volgde het ontslag op staande voet. Volgens Dedert heeft werknemer termen als 'faillissement van Dedert' en 'men wil niet hard lopen voor de zaak' laten vallen. Werknemer heeft in eerste aanleg een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW, gefixeerde schadevergoeding en de eindafrekening verzocht. De kantonrechter heeft de verzoeken afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Het ontslag is voldoende onverwijld verleend. Dedert heeft enige tijd genomen voor nader onderzoek hetgeen zij voortvarend heeft gedaan. Het in de ontslagbrief aan werknemer als dringende reden voor het ontslag vermelde feitencomplex dient, voor zover door werknemer betwist, in zijn geheel in rechte komen vast te staan. Dedert heeft immers niet gesteld dat zij werknemer ook zou hebben ontslagen op basis van slechts een deel van het in de ontslagbrief vermelde feitencomplex en dat valt overigens ook niet uit de ontslagbrief af te leiden. De uitlating over het faillissement staat vast. De overige verwijten dient Dedert te bewijzen.