werkneemster/werkgeefster

Werkneemster is met ingang van 17 augustus 2015 bij werkgeefster voor bepaalde tijd in dienst getreden in de functie van pedagogisch medewerker. De overeenkomst is van rechtswege geëindigd op 17 april 2016. Werkgeefster heeft op 24 februari 2016 de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2016 opgezegd. Werkneemster verzoekt vernietiging van de opzegging, betaling van (achterstallig) loon, uitbetaling van overuren, vakantietoeslag en uitbetaling van niet genoten vakantiedagen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Ter zitting heeft werkgeefster niet weersproken dat zij geen toestemming had van het UWV om de arbeidsovereenkomst te mogen opzeggen. Ook is niet gesteld of gebleken dat werkneemster met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2016 heeft ingestemd. Het verzoek de opzegging te vernietigen wordt toegewezen. Werkgeefster heeft onvoldoende weersproken dat zij het loon vanaf 1 maart 2016 tot 17 april 2016 zijnde een bedrag van € 2.561,82 bruto, de verschuldigde vakantietoeslag van€ 1.071,17 bruto en de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen van € 324,56 bruto niet aan werkneemster heeft uitbetaald. Tevens heeft zij erkend dat zij over de maanden november 2015 en januari 2016 in totaal nog een bedrag van € 89,91 netto aan werkneemster verschuldigd is. Werkgeefster heeft ter zitting aangevoerd dat zij bij de gemeente schuldhulpverlening heeft aangevraagd en zij niet in staat is de gevorderde bedragen te betalen. Dit ontslaat werkgeefster echter niet van haar verplichting tot het betalen van het loon uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. De hiervoor genoemde bedragen worden toegewezen. Werkgeefster stelt met betrekking tot de overuren dat de overgelegde overzichten door werkneemster zelf zijn opgemaakt. Werkneemster heeft hier onvoldoende tegenin gebracht, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Gelet hierop staat onvoldoende vast dat werkgeefster een bedrag van € 317,18 bruto aan werkneemster verschuldigd is.