Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Van Voorden Castings B.V.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 29 juli 2016
ECLI:NL:RBGEL:2016:4380

werknemer/Van Voorden Castings B.V.

Werkgever handelt ernstig verwijtbaar door re-integratieadvies niet te volgen en geen gevolg te geven aan kortgedingvonnis. Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van werknemer onder toekenning transitievergoeding (€ 76.000) en billijke vergoeding (€ 15.000).

Werknemer is op 16 juli 1990 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Van Voorden Castings in de functie van verkoper buitendienst. Het salaris, gebaseerd op een 40-urige werkweek, bedraagt € 4.635,92 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een 13e maand. Op de arbeidsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing verklaard. Werknemer verzoekt primair de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 juli 2016 wegens ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Van Voorden Castings, onder toekenning van een transitievergoeding van € 76.000 en een billijke vergoeding van € 76.000. Hij legt hieraan ten grondslag dat Van Voorden Castings heeft gehandeld in strijd met goed werkgeverschap door zonder voorafgaand overleg op 11 februari 2014 zijn functie te wijzigen, geen uitvoering heeft gegeven aan het kortgedingvonnis, geen uitvoering heeft gegeven aan het re-integratieadvies van 7 april 2015 en hem eenzijdig het voordeel van het privégebruik van de leaseauto heeft ontnomen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Van Voorden Castings heeft ter zitting erkend dat zij geen gevolg heeft gegeven aan het door haar ingewonnen re-integratieadvies. Daarmee is Van Voorden Castings ernstig tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht jegens werknemer. Zij is immers verantwoordelijk voor de verzuimbegeleiding, waarbij wordt verwacht dat zij al het mogelijke doet wat redelijkerwijs van haar verwacht kan worden. Ook heeft Van Voorden Castings ernstig verwijtbaar gehandeld jegens werknemer door geen gevolg te geven aan het kortgedingvonnis, in die zin dat zij bij brief van 25 juli 2014 te kennen heeft gegeven dat zij – anders dan de kantonrechter – vindt dat zij met het doen van het aanbod van tijdelijke werkzaamheden ter ondersteuning van de binnendienst, wel heeft gehandeld als goed werkgever. Van Voorden Castings handhaaft in feite haar eerdere aanbod, waarvan de kantonrechter reeds had vastgesteld dat dit aanbod de toets van goed werkgeverschap niet kan doorstaan. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden onder toekenning van de transitievergoeding (€ 76.000).

De kantonrechter is voorts van oordeel dat Van Voorden Castings wegens haar handelwijze een billijke vergoeding verschuldigd is (artikel 7:671c lid 2 aanhef en onder b BW). Gelet op alle omstandigheden van het geval bepaalt de kantonrechter de billijke vergoeding op € 15.000. In het bijzonder betrekt de kantonrechter daarbij dat terugkeer bij Van Voorden Castings wegens medische redenen niet meer tot de mogelijkheden behoorde, zodat een einde van het dienstverband zonder meer in het verschiet lag. Naar Nederlands sociaalzekerheidsrecht zou Van Voorden Castings echter wegens het nalaten van een zogenoemd tweedespoortraject naar alle waarschijnlijkheid een loonsanctie opgelegd hebben gekregen. Om die reden is bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening gehouden met de kosten die Van Voorden Castings zou hebben gemaakt in geval van aanvulling van eisers Belgische uitkering gedurende een extra jaar alsmede met de kosten van re-integratie.