Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Castle Hotel Management B.V., tevens h.o.d.n. Golden Tulip
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 23 augustus 2016
ECLI:NL:GHSHE:2016:3759

werknemer/Castle Hotel Management B.V., tevens h.o.d.n. Golden Tulip

Er is geen sprake van opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 7:668a lid 2 (oud) BW.

Op 13 maart 2007 is werknemer als algemeen medewerker bij VOF in dienst getreden. Werknemer is na verloop van tijd door VOF tewerkgesteld als nachtportier bij de Golden Tulip. Golden Tulip heeft vervolgens de overeenkomst met VOF opgezegd per 30 september 2012. Werknemer is met ingang van 1 november 2012 voor de duur van een jaar bij Golden Tulip in dienst getreden als nachtportier voor het hotel. Thans vordert werknemer een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is geƫindigd. In het vonnis van 3 december 2014 heeft de kantonrechter overwogen dat, nu geen sprake is van wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden in de beide aan de orde zijnde arbeidsovereenkomsten en op de arbeidsovereenkomst tussen partijen een (andere) cao van toepassing is verklaard, geen sprake kan zijn van opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 7:668a lid 2 (oud) BW. De door werknemer met Golden Tulip gesloten arbeidsovereenkomst betrof een eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en deze is van rechtswege op 30 oktober 2013 geƫindigd.

Het hof oordeelt als volgt. Tussen partijen staat vast dat werknemer zowel tijdens zijn overeenkomst met VOF als zijn overeenkomst met Golden Tulip werkzaam was als nachtportier in het hotel. Partijen verschillen van mening over de bij deze twee overeenkomsten behorende verantwoordelijkheden. In de kern gaat het erom of werknemer, toen hij voor VOF werkte, ook al de taak van alarmopvolging heeft uitgevoerd en, indien dat niet het geval is, of die extra taak andere vaardigheden en verantwoordelijkheden vereiste. Naar het oordeel van het hof heeft werknemer zijn betoog dat hij na 1 maart 2012 werkzaamheden als nachtportier voor het hotel heeft verricht onvoldoende onderbouwd. In overgelegde e-mail heeft werknemer immers zelf aangegeven dat hij vanaf 1 maart 2012 geen betaalde werkzaamheden heeft verricht voor het hotel. Hij heeft verder aangegeven dat de taak van alarmopvolging voor de serviceflats in juni 2012 aan de functie van nachtportier is toegevoegd. Los hiervan heeft werknemer in voornoemde e-mail van 2 augustus 2012 aangegeven dat hij alle diensten voor het hotel neerlegde en geen verantwoording wenste voor de alarmoproepen voor de serviceflats en uit het antwoord hierop van VOF van 4 augustus 2012 blijkt niet dat werknemer verplicht was om deze taak toch uit te voeren, integendeel. Het had op de weg van werknemer gelegen om zijn andersluidende stelling in deze procedure nader toe te lichten. Dat heeft hij onvoldoende gedaan. Het dient er in deze procedure dan ook voor te worden gehouden dat werknemer in ieder geval vanaf juni 2012 niet langer als nachtportier voor het hotel is ingezet en niet door haar als nachtportier bij Golden Tulip met de taak alarmopvolging voor serviceflats is ingezet. Vast staat tussen partijen dat werknemer bij zijn indiensttreding als nachtportier bij Golden Tulip per 1 november 2012 de taak van alarmopvolging voor de serviceflats heeft aanvaard en hij ook als zodanig werkzaam is geweest. Volgens werknemer is sprake van wezenlijk dezelfde verantwoordelijkheden. Het hof is van oordeel dat werknemer deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Immers, werknemer heeft zelf in zijn toelichting op deze grief uitdrukkelijk aangevoerd dat het tweede deel van de instructie overeenkwam met het werk als nachtportier, te weten het inschakelen van de hulpverlenende instanties, dus het bellen van de huisartsenpost of de ambulance. Het eerste deel van de instructie betrof volgens werknemer het volgende: wanneer Thebe Thuiszorg na een alarmoproep geen gehoor kreeg bij de bewoner die de alarmknop had ingedrukt dan belde Thebe Thuiszorg de nachtportier die dan poolshoogte moest gaan nemen bij die bewoner. Werknemer heeft niet gesteld dat hij iets dergelijks ook bij de hotelgasten moest doen. Dat ligt ook niet voor de hand, gelet op het verschil tussen hotelgasten en bewoners van een serviceflat. Het hof acht dit een wezenlijk andere taak dan het uitsluitend bellen van een huisarts of ambulance. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 7:668a lid 2 (oud) BW. De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd.