Rechtspraak
werknemer/werkgever
Werknemer (geboren 1961) is op 15 januari 2003 bij werkgever in dienst getreden als productiemedewerker of assemblagemedewerker. Over het jaar 2010 is een negatieve beoordeling gegeven. Nadat werknemer langdurig ziek is geweest, vindt in 2015 een herbeoordeling plaats die opnieuw negatief is. Er wordt een verbetertraject gestart. Uiteindelijk verzoekt werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de d-grond. De kantonrechter heeft het verzoek toegekend.
Het hof oordeelt als volgt. Uit de stukken moet worden geconcludeerd dat werknemer niet voldeed aan de eisen zoals omschreven in de functieomschrijving van Manufacturing Employee B en ook dat hij al langere tijd niet op een voldoende niveau functioneerde. Uit de overgelegde verslagen moet worden opgemaakt dat werkgever al in 2011 te kennen heeft gegeven dat zij ontevreden was over de wijze waarop werknemer zijn werkzaamheden vervulde. Dat zij toen en in de jaren daarna geen verdere actie heeft ondernomen, betekent niet dat werknemer ervan mocht uitgaan dat hij goed functioneerde. Werkgever heeft, zoals zij zelf aangeeft, in 2014 op zeker moment besloten het werk van haar medewerkers beter te gaan monitoren. Daarbij heeft zij de touwtjes strakker aangetrokken om de kwaliteit van haar product te verbeteren. Zij was daartoe zonder meer gerechtigd. In verband met zijn arbeidsongeschiktheid is werkgever werknemer pas in 2015 beter gaan volgen. Daarbij heeft zij – opnieuw – geconstateerd dat hij niet op een voldoende niveau functioneerde. Om die reden is besloten een verbetertraject te gaan volgen. Voor het verbetertraject is een periode van zes weken uitgetrokken, vier weken om het werk aan de inpaktafel te leren en twee weken om het werk aan de zaagmachine te verbeteren. Aan werknemer kan worden toegegeven dat dit een betrekkelijk korte periode is. Daar staat evenwel tegenover dat het gaat om ongeschoold werk, dat voor een deel al jaren door werknemer werd verricht. Het voorgaande betekent dat het hof, evenals de kantonrechter, van oordeel is dat werknemer ongeschikt is tot het verrichten van de bedongen arbeid en dat werkgever hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld om zijn functioneren te verbeteren.