Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Stichting Máxima Medisch Centrum
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 14 juli 2016
ECLI:NL:RBOBR:2016:5190

werkneemster/Stichting Máxima Medisch Centrum

Als niet-betaling van de onregelmatigheidstoeslag een tekortkoming zou zijn, had werkneemster daar jaren eerder over kunnen klagen. Niet ‘binnen bekwame tijd’ geklaagd. Voorts behoren onregelmatige diensten niet intrinsiek tot het werk van werkneemster, zodat dit niet doorbetaald hoeft te worden in vakantie- en verloftijd.

Werkneemster is in dienst van Stichting Máxima Medisch Centrum (hierna: MMC). Werkneemster vordert dat MMC wordt veroordeeld tot betaling van onregelmatigheidstoeslag over de vakantie- en verlofuren over het tijdvak van 29 juni 2010 tot 1 januari 2015. Werkneemster voert daartoe aan dat zij voor onregelmatige diensten in de jaren 2010 tot 2014 onregelmatigheidstoeslag heeft ontvangen, maar dat haar die onregelmatigheidstoeslag echter in dat tijdvak niet is betaald over de vakantie- en verlofuren. De Europese Richtlijn 2003/88 heeft in artikel 7 het beginsel neergelegd dat werknemers jaarlijks een vakantie moeten krijgen met behoud van loon. Het Hof van Justitie heeft bij arrest van 15 september 2011 (C-155/10) bepaald dat het loon betrekking heeft op elke last die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van taken die aan de werknemer zijn opgedragen. De onregelmatigheidstoeslag moet gezien het beginsel van de Richtlijn en naar dit criterium (intrinsieke samenhang) bij vakantie worden doorbetaald, aldus werkneemster. Voorts doet werkneemster een beroep op artikel 7:639 BW.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Als de niet-betaling van de onregelmatigheidstoeslag een tekortkoming zou zijn, had werkneemster daar op of kort na 15 september 2011 over kunnen klagen, omdat toen het arrest van het Hof van Justitie bekend geworden is. Op 29 juni 2015 heeft werkneemster voor het eerst geklaagd; dat kan niet worden beschouwd als ‘binnen bekwame tijd’ nadat zij het gestelde gebrek redelijkerwijs had moeten ontdekken. Dat zij acties van werknemersorganisaties en proefprocessen heeft willen afwachten, doet daar niet aan af. Het komt aan op haar eigen stellingname. Als haar vordering toch voor beoordeling in aanmerking zou komen, zou die worden afgewezen. Artikel 7:639 BW is naar het oordeel van de kantonrechter niet een wetsartikel dat beslissend is voor het antwoord op de vraag of de onregelmatigheidstoeslag tot het in vakantie- en verloftijd door te betalen loon behoort, omdat het staat in de afdeling over ‘vakantie en verlof’ en niet in afdeling 2: Loon. Maar als het wel maatgevend zou zijn, en zou moeten worden uitgelegd naar de zienswijze van het Hof van Justitie, dwingt het niet tot de opvatting van werkneemster. De onregelmatigheidsdiensten behoren niet intrinsiek tot het werk van werkneemster. De uitoefening van haar functie van verpleegkundige is niet ondenkbaar zonder de onregelmatigheidsdiensten, zo moet worden aangenomen, want het verweer van MMC dat er ook verpleegkundigen zijn die géén onregelmatige diensten draaien heeft werkneemster onweersproken gelaten. Volgt afwijzing van de vordering.