Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Proact Netherlands B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 21 september 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:5172

werknemer/Proact Netherlands B.V.

Vordering in kort geding tot schorsing van concurrentiebeding afgewezen. Beding is niet zodanig vaag dat werknemer geen mogelijkheden heeft om gedurende looptijd van het beding binnen de ICT-branche werkzaam te zijn. Belang van werknemer onvoldoende zwaarwegend in verhouding tot het belang van werkgever ter bescherming van bedrijfsgevoelige informatie.

Werknemer is in september 2014 in dienst getreden bij Proact Netherlands B.V. (hierna: Proact). In de door partijen op 3 september 2015 ondertekende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is een concurrentiebeding opgenomen. Werknemer (accountmanager) heeft Proact op 21 april 2016 laten weten zijn dienstverband op te zeggen om vervolgens in dienst te treden bij Sentia. Bij brief van 3 mei 2016 heeft Proact werknemer meegedeeld dat het werknemer op basis van zijn concurrentiebeding niet is toegestaan te gaan werken voor of bij Sentia. Proact heeft werknemer gesommeerd tot nakoming van het concurrentiebeding en heeft Sentia aangeschreven, waarna Sentia zich heeft teruggetrokken. Daarna heeft werknemer meegedeeld dat hij voornemens is om in dienst te treden bij Infradata in de functie van Sales Executive. Proact heeft werknemer bericht dat Infradata onder de werking van het concurrentiebeding valt. Werknemer vordert onder meer bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het concurrentiebeding buiten werking te stellen, althans te schorsen. Proact voert verweer.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat werknemer voorafgaand aan de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door de HR-manager van Proact is gewezen op het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. Voor zover in een situatie als hier aan de orde al sprake is van een vergewisplicht van de werkgever, zoals werknemer stelt, gaat deze niet zover dat een werkgever iemand van het niveau van werknemer had moeten wijzen op de consequenties van het concurrentiebeding in geval van opzegging. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe het concurrentiebeding, en meer in het bijzonder de zinsnede ‘ICT datacenter infrastructure or cloud industry’, moet worden uitgelegd. Anders dan werknemer heeft betoogd, acht de kantonrechter het concurrentiebeding niet zodanig vaag dat het ‘ongeveer iedere werkgever in de ICT-branche’ omvat. Op grond van het vorenstaande moet worden aangenomen dat het concurrentiebeding uitsluitend ziet op bedrijven (en/of businessunits) die actief zijn in de datacenterinfrastructuur én cloudindustrie. Nu door werknemer niet gemotiveerd is weersproken dat Infradata zich bezighoudt met zowel datacenterinfrastructuur als cloudindustrie, valt Infradata onder de reikwijdte van het concurrentiebeding. Vervolgens komt de vraag aan de orde of het overeengekomen concurrentiebeding tijdelijk moet worden geschorst. Werknemer is door zijn salesfunctie bij Proact bekend met bedrijfsgevoelige informatie, zoals het hele prijsbeleid, de inkoopkortingen, de marges, offertes, verkoopmethodieken en prijsmodellen. De concurrerende positie van Proact kan eenvoudig worden aangetast op het moment dat de kennis van werknemer wordt aangewend bij concurrenten zoals Infradata. Nu werknemer het door Proact op dit punt gestelde niet, althans niet gemotiveerd, heeft weersproken, acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat Proact een bedrijfsbelang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding jegens werknemer. Werknemer heeft hiertegenover vrijwel uitsluitend aangevoerd dat het bekleden van de functie bij Infradata een aanzienlijke positieverbetering voor hem zou zijn, nu de functie zowel sales als presales combineert, hij meer kansen heeft op een managementfunctie en hij er ook in salariëring fors op vooruit gaat. Hoewel het op de weg van werknemer had gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen, heeft hij dit nagelaten. Nu hij bovendien niet heeft weersproken dat hij twee carrièrestappen heeft gemaakt gedurende zijn korte dienstverband bij Proact en Proact hem kort voor zijn opzegging nog een flinke salarisverhoging heeft toegekend, is niet aannemelijk dat de doorgroeimogelijkheden voor werknemer bij Proact zijn uitgeput. Het belang van werknemer is in het licht van het voorgaande onvoldoende zwaarwegend om tot schorsing van het concurrentiebeding te kunnen concluderen. Het hanteren van het concurrentiebeding is niet buiten proportie ten opzichte van het doel dat de Proact daarmee wil dienen, te weten de bescherming van bedrijfsgevoelige informatie. Ook voor matiging in tijd ziet de kantonrechter geen aanleiding. De vorderingen van werknemer worden afgewezen.