Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 29 september 2016
ECLI:NL:RBLIM:2016:8473

werkneemster/werkgever

Arbeidsovereenkomst is niet door werkgever opgezegd, zodat vorderingen van werkneemster worden afgewezen.

Werkgever exploiteert een bakkerij- en caféketen. Werkgever heeft één vestiging in Nederland (Vaals), de overige vestigingen zijn gelegen in Duitsland. Werkneemster is op 2 november 2013 voor bepaalde tijd in dienst getreden als winkelbediende. De eerste drie maanden van de arbeidsovereenkomst heeft werkneemster in Duitsland gewerkt, daarna in het filiaal in Vaals. Aan werkneemster is op 30 september 2015 te kennen gegeven dat haar arbeidsovereenkomst na 1 november 2015 niet wordt verlengd. Vervolgens heeft werkneemster van 3 november 2015 tot 2 mei 2016 werkzaamheden voor werkgever verricht als winkelbediende, deels in de vestiging Vaals, deels in de vestiging Laurensberg (Aken). Werkneemster verzoekt voor recht te verklaren dat werkgever de arbeidsovereenkomst op ongeldige wijze onverwijld heeft beëindigd.

De kantonrechter is van oordeel dat hij bevoegd is van de onderhavige zaak kennis te nemen op grond van artikel 19 lid 2 onderdeel a van de Verordening (EG) 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-verordening). Bezwaarlijk kan worden volgehouden dat de arbeid door werkneemster gewoonlijk in Duitsland werd verricht. Ingevolge artikel 8 lid 2 Rome I wordt, indien het op een individuele arbeidsovereenkomst toepasselijke recht niet door partijen is gekozen, die overeenkomst beheerst door het recht van het land waar of, bij gebreke daarvan, van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst gewoonlijk zijn arbeid verricht. Het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht wordt niet geacht te zijn gewijzigd wanneer de werknemer zijn arbeid tijdelijk in een ander land verricht. Uit de feiten blijkt genoegzaam dat de arbeid gewoonlijk in Nederland werd verricht, zodat Nederlands recht van toepassing is.

Niet in geschil is dat werkneemster van 2 mei 2013 tot en met 1 november 2013 (I), van 2 november 2013 tot en met 1 november 2014 (II) en van 2 november 2014 tot en met 1 november 2015 (III), krachtens opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd werkzaamheden heeft verricht. Doordat niet weersproken is dat werkneemster op 2 november 2015 op het werk is verschenen en arbeid heeft verricht, is daardoor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. Het betoog van werkneemster is ambivalent: enerzijds bepleit zij dat er met ingang van 2 november 2015 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, anderzijds stelt zij dat de geformaliseerde arbeidsovereenkomst met ingang van 3 november 2015 uiteindelijk op 2 mei 2016 is ‘beëindigd’. Uit de brief van de gemachtigde van werkneemster d.d. 2 maart 2016 aan werkgever blijkt dat ‘zijn cliënte het liefst in uw filiaal in Vaals voor onbepaalde tijd wil blijven werken’ en ‘u dient dan wel te bevestigen dat cliënte een contract heeft voor onbepaalde tijd’. Daarnaast verlangt de gemachtigde van werkneemster blijkens die brief nog enkele andere bevestigingen van werkgever alvorens zij het werk in Vaals als winkelbediende kan hervatten (‘cliënte is en blijft beschikbaar als een gemotiveerde werkneemster, die graag met haar collega’s de klanten blijft bedienen’). Deze brief verdraagt zich geenszins met de in deze procedure betrokken stelling dat werkneemster er daadwerkelijk van uit is gegaan dat haar arbeidsovereenkomst op 2 mei 2016 is geëindigd. De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt en niet door werkgever is opgezegd. Door werkneemster is niet (subsidiair en/of voor zover nodig) om wedertewerkstelling als winkelbediende in het filiaal in Vaals verzocht. Evenmin heeft zij verzocht om werkgever te veroordelen om haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst na te komen. Werkgever kan daartoe ook niet worden veroordeeld. Het bevreemdt de kantonrechter overigens ten zeerste dat werkneemster niet is ingegaan op het ter zitting door werkgever gedane aanbod om krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd naar Nederlands recht de werkzaamheden in het filiaal in Vaals te hervatten. Volgt afwijzing van de vorderingen.