Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 24 augustus 2016
ECLI:NL:GHDHA:2016:2722

werknemer/werkgever

Na een verkeersirritatie tussen werknemer en een derde, slaat werknemer de derde met een ijzeren staaf. Hoewel dit tot onnodige escalatie heeft geleid en verwijtbaar is (art. 7:669 lid 3 aanhef en onderdeek e BW), is het niet ernstig verwijtbaar (art. 7:673 lid 7 aanhef en onderdeel c BW). Toekenning transitievergoeding.

Werknemer is op 30 november 2012 bij werknemer, een transportbedrijf, in dienst getreden in de functie van chauffeur. Werknemer was in de nacht van 9 op 10 december 2015 belast met transport. Tijdens deze rit ontstond een verkeersirritatie tussen werknemer en een derde. De derde heeft werknemer bij een benzinestation aangesproken op zijn rijgedrag, waarna een woordenwisseling heeft plaatsgevonden. De derde raakte daarbij erg geïrriteerd en gaf een tik tegen de linker buitenspiegel van de vrachtwagen. Werknemer reageerde met woorden als ‘Blijf van mijn vrachtwagen af’. Daarop heeft de derde de cabinedeur van de vrachtwagen opengetrokken, weer dicht gesmeten, waarbij werknemer werd geraakt. Werknemer heeft daarop een stalen staaf (van zo’n 80 cm) gepakt die in de cabine lag, is uit de vrachtwagen gestapt, richting de derde gelopen en heeft naar de derde uitgehaald en hem met die staaf eenmaal geslagen. Dit gedrag van werknemer is voor werkgever reden geweest om werknemer op non-actief te stellen en een ontbindingsverzoek in te dienen bij de kantonrechter. Oordelende dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onderdeel e BW, heeft de kantonrechter bij beschikking van 24 maart 2016 de arbeidsovereenkomst van partijen ontbonden per 25 maart 2016 en werknemer op de voet van artikel 7:673 lid 7 aanhef en onderdeel c BW een transitievergoeding ontzegd. In het kader van het appel tegen die beschikking heeft werknemer twee bezwaren geformuleerd. Het eerste bezwaar richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat er sprake is van verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 7:699 lid 3 aanhef en onderdeel e BW.

Het hof overweegt ter zake als volgt. Na het verkeersongenoegen bij het uitvoegen naar de benzinepomp op de A-16 nabij Hendrik Ido Ambacht is het de derde geweest die de confrontatie met werknemer gezocht heeft. Door in geagiteerde gemoedstoestand op de vrachtwagen waar werknemer zich in bevond, af te stappen, tegen de (linkerbuitenspiegel van de) vrachtwagen te slaan en op enig moment daarna de cabinedeur van de vrachtwagen van werknemer open te trekken, heeft de derde bij werknemer zonder meer een gevoel van onveiligheid gecreëerd. Door het in geagiteerde toestand opentrekken van de cabinedeur heeft de derde werknemer bedreigd in zijn privédomein. Niet duidelijk is echter waarom werknemer, nadat de derde de cabinedeur had dichtgesmeten, die deur niet zelf heeft dicht getrokken, op slot gedaan en vervolgens is weggereden om zich zo aan de agressie van de derde te onttrekken. Door uit de vrachtwagen te stappen, daarbij een ijzeren staaf uit die vrachtauto mee te nemen en daarmee op de derde af te lopen en te slaan, heeft werknemer, naar het oordeel van het hof, onnodig de situatie doen escaleren. Een werknemer die tijdens het uitvoeren van de bedongen arbeid handelt op de wijze, zoals hiervoor geschetst, maakt zich naar het oordeel van het hof schuldig aan verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 aanhef en onderdeel e BW.

Het tweede bezwaar dat werknemer geformuleerd heeft tegen de beschikking van de kantonrechter, betreffende het onthouden van een transitievergoeding, treft wel doel. Het hof vindt daarbij van belang dat de derde zich zeer agressief tegenover werknemer heeft opgesteld en werknemer heeft bedreigd en uitgedaagd. Werknemer is daarop ingegaan en heeft zichzelf daarbij verloren door uiteindelijk de derde met een ijzeren staaf te slaan. Dit valt werknemer aan te rekenen, maar is, gelet op de context waarin een en ander zich heeft afgespeeld, wel verwijtbaar, maar niet ernstig in de zin van artikel 7:673 lid 7 aanhef en onderdeel c BW. Vorenstaande betekent dat werknemer recht heeft op een transitievergoeding nu zijn dienstverband met werkgever langer dan twee jaar geduurd heeft. Voor het toekennen van een billijke vergoeding ziet het hof geen aanleiding. De conclusie van al het voorgaande is dat waar het tweede bezwaar doel treft, de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en zal worden vernietigd.