Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 27 september 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:3728
Symbol B.V./werknemer
Werknemer is op 1 mei 2016 in dienst getreden bij Symbol B.V. (hierna: Symbol) voor de duur van 12 maanden. De functie die werknemer vervulde is die van Senior Consultant/Master Black Belt. Symbol verzoekt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op de e-grond, dan wel de d-grond, dan wel de g-grond. Symbol legt aan dit verzoek ten grondslag dat werknemer voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst onjuiste informatie zou hebben verschaft over het al dan niet zijn van Master Black Belt (MBB). Werknemer verzoekt, voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, om toekenning van een billijke vergoeding, alsmede om vernietiging van het tussen partijen overeengekomen concurrentie-/relatiebeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het eerste punt dat partijen verdeeld houdt betreft de vraag of in de arbeidsovereenkomst een tussentijds opzegbeding is opgenomen. De kantonrechter is van oordeel dat hetgeen in de arbeidsovereenkomst onder 1 is vermeld, niet anders kan worden uitgelegd dan dat in de door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst een tussentijds opzegbeding is opgenomen. In de tweede alinea is immers bepaald dat indien, na ommekomst van de proeftijd de werknemer of de werkgever de overeenkomst tot een einde wil brengen, daarbij in elk geval een opzegtermijn van één maand in acht genomen dient te worden. Symbol voert voor haar primaire grond tot ontbinding aan dat werknemer onjuiste informatie heeft verstrekt over het al dan niet zijn van MBB. Werknemer betwist dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst; hij stelt aan de hoofdaannemer van het eerste project waar werknemer werd ingezet te hebben meegedeeld geen MBB te zijn. Op basis van de gedingstukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is de kantonrechter van oordeel dat werknemer aan Symbol onjuiste informatie heeft verstrekt over het al dan niet zijn van MBB. In ieder geval heeft werknemer de indruk gewekt MBB te zijn waar het op zijn weg had gelegen hierover duidelijkheid te geven. Het is niet aannemelijk geworden dat werknemer voorafgaand aan de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst aan Symbol heeft meegedeeld geen MBB te zijn, zoals door hem is gesteld tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat werknemer in dienst zal treden in de functie van Consultant/MBB en staat vermeld dat werknemer onder meer trainingen (open en in-company) gaat verzorgen op het gebied van organisatieontwikkeling, procesverbetering en kwaliteitsmanagement. In de tussen partijen overeengekomen bonusregeling is opgenomen dat werknemer 5 van de 15 dagen van het project management MBB-programma doceert. Werknemer heeft hierover weliswaar gesteld dat hij heeft bedongen dat hij geen statistiek gaat doceren bij de uitvoering van de Black Belt- en Green Belt-trainingen, maar hieruit kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden afgeleid dat Symbol wist of had moeten begrijpen dat werknemer geen MBB is. In de door Symbol overgelegde profielschets van werknemer die werknemer bij e-mailbericht van 30 april 2016 aan Symbol heeft toegestuurd, staat niet alleen vermeld dat hij Lean Six Sigma MBB is, maar ook staat onder het kopje ‘diploma’s/certificaten’ vermeld dat hij het Six Sigma Master Black Belt-certificaat heeft. Weliswaar staat hierachter ‘Philips’ vermeld, maar hieruit blijkt niet dat het voor Symbol duidelijk had kunnen en moeten zijn dat dit niet de MBB is die bedoeld wordt binnen de consultancy als men een Lean Six Sigma MBB bedoelt. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Symbol toewijst. Toewijzing van het ontbindingsverzoek op de e-grond betekent dat er geen grondslag is voor toewijzing van de door werknemer verzochte billijke vergoeding.
Werknemer verzocht verder om het tussen Symbol en hem overeengekomen concurrentie- en relatiebeding te vernietigen. De kantonrechter constateert dat in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen motivering is opgenomen zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 7:653 BW. Dit betekent dat het hierin opgenomen beding niet geldig is.