Naar boven ↑

Rechtspraak

Europese Octrooi Organisatie/Vakbondsunie van het Europees Octrooibureau en Staff Union of the European Patent Office
Hoge Raad, 30 september 2016
ECLI:NL:PHR:2016:917

Europese Octrooi Organisatie/Vakbondsunie van het Europees Octrooibureau en Staff Union of the European Patent Office

Conclusie A-G: Europese Octrooi Organisatie komt beroep op immuniteit jegens vakbond wel toe. Geen schending van artikel 6 EVRM nu individuele rechtsgang bij commissie ILO openstaat.

(Cassatieberoep van AR 2015-0307.) Europese Octrooi Organisatie (EOO) is een internationale publiekrechtelijke organisatie met 38 deelnemende lidstaten (‘Verdragsluitende Staten’). EOO is in 1973 opgericht bij het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (hierna: EOV) en heeft haar zetel te München. Eén van de organen van EOO, het Europees Octrooibureau, is gevestigd in München en heeft een onderdeel in Rijswijk. EOO heeft nieuwe regels uitgevaardigd waarin onder meer het recht op staken (onder condities) en de loonbetaling tijdens staken (inhoudingen) worden geregeld. In deze zaak over dit zogenoemde sociaal beleid binnen EOO staat de vraag centraal of het eventueel honoreren van een beroep op het aan EOO toekomende voorrecht van immuniteit van jurisdictie een ontoelaatbare beperking van het recht op toegang tot de rechter in de zin van artikel 6 EVRM oplevert.

De advocaat-generaal (Vlas) concludeert als volgt. Uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat het verlenen van immuniteit van jurisdictie aan internationale organisaties in het kader van de beperking van het recht op toegang tot de rechter in de zin van artikel 6 EVRM, een legitiem doel dient (EHRM 18 februari 1999, 26083/94, r.o. 63 (Waite & Kennedy/Duitsland)). Bij de beantwoording van de vraag of toekenning van immuniteit van jurisdictie aan een internationale organisatie in het kader van een geding bij de overheidsrechter is geoorloofd, acht het EHRM van belang (‘a material factor’) of de rechtzoekende beschikt over redelijke alternatieve middelen om de door het EVRM aan hem toegekende rechten effectief te kunnen beschermen (‘whether the applicants had available to them reasonable alternative means to protect effectively their rights under the Convention’; r.o. 68 (Waite & Kennedy/Duitsland)) en komt het erop aan of, gelet op die alternatieve middelen, de immuniteit van jurisdictie het wezen van iemands recht op toegang tot de rechter aantast (‘the limitation on their access to (…) courts (…) impaired the essence of their “right to a court”’; r.o. 73 (Waite & Kennedy/Duitsland)). Deze maatstaf is door het EHRM onder meer herhaald in zijn uitspraak in de zaak Klausecker/Duitsland (EHRM 29 januari 2015, 415/07, r.o. 62-64). In de zaak die thans in cassatie aan de orde is, rijst de vraag of sprake is van ‘reasonable alternative means’ voor VEOB en SUEPO om hun rechten onder het EVRM voldoende te waarborgen. Het gaat met name om het in artikel 11 EVRM gewaarborgde recht inzake de vrijheid van vereniging en het recht een vakvereniging op te richten. Het is vaste rechtspraak van het EHRM dat een vakbond in bepaalde situaties een beroep kan doen op artikel 11 EVRM. Hieruit volgt dat vakbonden ook een recht op toegang tot de rechter toekomt, zodat het recht voortvloeiend uit arikel 11 EVRM kan worden vastgesteld. De A-G merkt in dit verband nog op dat de door artikel 6 en 11 EVRM beschermde rechten individuele rechten zijn en geen collectieve rechten die niet door individuen zouden kunnen worden ingeroepen. Artikel 13 EOV en het Dienstreglement van EOO voorzien in een regeling van geschillen die zijn ontstaan tussen EOO en personeel of voormalig personeel van EOO. Uiteindelijk kan na het doorlopen van een interne procedure, ingevolge artikel 13 EOV beroep worden aangetekend bij ILOAT. Uit de rechtspraak van ILOAT volgt dat bij dit tribunaal door personeelsvertegenwoordigers die in die hoedanigheid optreden, een beroep kan worden gedaan op collectieve rechten en belangen van de gezamenlijke werknemers. Uiteraard kunnen ook de individuele werknemers voor hun rechten en belangen bij ILOAT opkomen en daarmee ook voor het recht van vakvereniging van artikel 11 EVRM. Weliswaar kunnen VEOB en SUEPO zelf niet bij ILOAT terecht – dit moet in cassatie als vaststaand worden aangenomen –, maar dit neemt niet weg dat de rechtsgang van ILOAT openstaat voor leden van de vakbonden en voor gekozen personeelsvertegenwoordigers, zodat ‘reasonable alternative means’ beschikbaar zijn om de door artikel 6 en 11 EVRM gegarandeerde rechten in de onderhavige situatie te beschermen. De A-G wijst in dit verband op de beslissing van het Arbeitsgericht München van 13 januari 2015 in een soortgelijke zaak tegen EOO als thans in cassatie aan de orde is en waarin het Duitse gerecht immuniteit van EOO heeft aanvaard. Het is voor de toets of de kern van het recht op toegang tot de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM wordt aangetast, niet beslissend of de vakbonden zelf bij ILOAT terecht kunnen. Het recht op toegang tot de rechter dient te worden geplaatst in het licht van de omstandigheid dat anderen (individuele leden en gekozen personeelsvertegenwoordigers) voor hun onder artikel 11 EVRM gewaarborgde recht bij ILOAT kunnen opkomen, waarmee is gewaarborgd dat hun materiële rechten (en daarvan afgeleid die van VEOB en SUEPO) kunnen worden vastgesteld. In het onderhavige geval wordt de kern van het recht op toegang tot de rechter niet aangetast door het toekennen van immuniteit van jurisdictie aan EOO. Het honoreren van een beroep op immuniteit door EOO dient een legitiem doel gelet op haar functionele noodzaak en is niet disproportioneel. Dit geldt ongeacht de vraag of aan VEOB en SUEPO zelfstandig rechten toekomen die onder het EVRM zijn gewaarborgd of dat zij optreden namens hun leden als belangenvertegenwoordiger. Ook in het eerste geval zijn er blijkens de toepasselijke beoordelingsmaatstaf van het EHRM voldoende middelen beschikbaar om hun materiële rechten onder het EVRM voldoende te waarborgen via de rechtsgang die bij ILOAT openstaat voor leden van VEOB en SUEPO en voor gekozen personeelsvertegenwoordigers. De A-G meent derhalve dat het middel in zoverre slaagt en dat het hof ten onrechte aan EOO geen immuniteit van jurisdictie heeft toegekend. 

  • Instantie: Hoge Raad
  • ECLI: ECLI:NL:PHR:2016:917
  • Roepnaam: Europese Octrooi Organisatie/Vakbondsunie van het Europees Octrooibureau en Staff Union of the European Patent Office
  • Zaaknummer: 15/02186
  • Nummer: AR-2016-1089
  • Wetsartikelen: 6 EVRM
  • Onderwerpen: Fair trial (6 EVRM)
  • Trefwoorden: grondrechten, fair trial, immuniteit en toegang tot rechter