Stichting ROC West-Brabant/werknemer

Werknemer is in dienst van ROC. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO MBO van toepassing. Op 10 november 2011 is werknemer arbeidsongeschikt geraakt. Bij besluit van 1 juni 2016 heeft het UWV toestemming geweigerd voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. ROC verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel b BW. Het UWV heeft de juridische aspecten van de zaak volgens ROC onvoldoende scherp gehad en daardoor een oordeel gevormd dat niet verenigbaar is met de toepasselijke regelgeving. Ter onderbouwing daarvan heeft ROC naar voren gebracht dat werknemer door gehoorproblemen, die niet meer zullen verbeteren, langdurig dan wel structureel arbeidsongeschikt is voor zijn bedongen werk als docent. Hij zal hiervoor dus ook niet binnen 26 weken herstellen. Verder geldt dat werknemer zijn functie niet in aangepaste vorm kan verrichten.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen staat vast dat werknemer structureel niet meer in staat is tot het geven van groepslessen. Werknemer kan daarmee niet meer voldoen aan een aantal taken uit zijn functieomschrijving, meer specifiek de taken ‘het volledig verzorgen van het onderwijsleerproces’ en ‘het begeleiden van (…) groepen deelnemers’. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat de beperking van werknemer structureel van aard is, is evenmin de verwachting dat werknemer binnen 26 weken zal herstellen voor het verrichten van zijn bedongen arbeid. Vervolgens dient getoetst te worden of werknemer binnen 26 weken zijn bedongen arbeid in aangepaste vorm kan verrichten (Besluit uitvoeringsregels ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid 2015). De kantonrechter overweegt dat enkel uit de tekst van de functieomschrijving niet kan worden geconcludeerd dat meer gewicht moet worden toegekend aan de groepslesgevende taak dan aan andere lesgevende of niet-lesgevende taken genoemd in de functieomschrijving. In dat licht is mede van belang hetgeen de cao ten aanzien van de inzetbaarheid van de werknemer bepaalt. De stelling van ROC dat – gelet op de urenomvang op jaarbasis – het lesgeven van individuele deelnemers slechts een klein deel van de lesgevende taken inhoudt, kan niet worden gevolgd. Onvoldoende is komen vast te staan dat het geven van groepslessen een zodanige kerntaak is van de functie van werknemer dat in het geval van het niet kunnen vervullen van deze taak, slechts een ‘lege huls’ resteert. Daarnaast heeft werknemer onbetwist gesteld dat hij de overige taken uit de functieomschrijving wel kan verrichten. Deze stelling wordt ondersteund door het feit dat werknemer sinds 2011 structurele werkzaamheden als mentor, rekencoördinator, stagebegeleider, docentenbegeleider, testafnemer nieuwe leerlingen en docent van individuele en kbl-leerlingen wiskunde verricht, welke werkzaamheden (voor in ieder geval het grootste gedeelte) onder de functieomschrijving vallen. De kantonrechter oordeelt dat daarmee voldoende aannemelijk is gemaakt dat werknemer zijn overige – niet op groepslessen betrekking hebbende – taken uit de functieomschrijving kan uitvoeren. Het moge zo zijn dat werknemer (een aantal van bovengenoemde) taken tevens in het kader van zijn re-integratietraject heeft verricht, maar dit doet niets aan voornoemd oordeel af. De toets die aangelegd wordt in het kader van artikel 7:669 lid 3 onderdeel b BW is immers een gehele andere toets dan die wordt aangelegd in het kader van de re-integratieverplichtingen van de werkgever. ROC heeft onvoldoende aangetoond dat werknemer binnen 26 weken zijn eigen werk niet in aangepaste vorm kan verrichten. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.