Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Gelderland, 2 november 2016

werknemer/werkgeefster

Statutair bestuurder handelt verwijtbaar door tijdens onderhandelingen over verkoop van werkgeefster te trachten de grootste klant van werkgeefster te bewegen werkgeefster over te nemen en daarbij uiterst vertrouwelijke informatie te verstrekken. Aanhouding beslissing omtrent bonus en concurrentiebeding.

Werknemer is op 1 oktober 2014 in dienst getreden bij werkgeefster. Op diezelfde datum is werknemer benoemd tot statutair bestuurder van werkgeefster. Begin 2016 heeft werkgeefster haar voornemen tot verkoop van werkgeefster kenbaar gemaakt. Tijdens de verkooponderhandelingen gaf de aspirant-koper aan dat werknemer als bestuurder niet aan kon blijven. Op 10 mei 2016 heeft werknemer zich ziek gemeld. Bij besluit van de 100% aandeelhouder van werkgeefster d.d. 30 mei 2016 is werknemer ontslagen als statutair directeur per 1 juni 2016 en is de arbeidsovereenkomst per gelijke datum beƫindigd. Werknemer verzoekt onder meer primair vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens strijd met het opzegverbod tijdens ziekte, subsidiair een verklaring voor recht dat geen redelijke grond bestond om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en veroordeling van werkgeefster tot betaling van een billijke vergoeding en meer subsidiair een verklaring voor recht dat werkgeefster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld/nagelaten en veroordeling van werkgeefster tot betaling van een billijke vergoeding. Voorts verzoekt werknemer onder meer een verklaring voor recht dat aan hem over 2015 een bonus is verschuldigd en ontheffing uit zijn verplichtingen uit hoofde van het tussen partijen gesloten concurrentiebeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens vaste jurisprudentie geldt het opzegverbod tijdens ziekte ook voor bestuurders. Het opzegverbod tijdens ziekte geldt bij een bestuurder echter niet indien de ziekmelding plaatsvindt na het moment van de uitnodiging voor de BAvA. In de onderhavige zaak dateert die uitnodiging van 22 april 2016. Vast staat dat werknemer zich op 10 mei 2016 ziek heeft gemeld, derhalve nadat hij van het voornemen tot ontslag kennis had genomen. De ziekmelding kan dan ook niet aan een rechtsgeldig ontslag in de weg staan, zodat het primaire verzoek wordt afgewezen. Met betrekking tot het subsidiaire verzoek overweegt de kantonrechter dat werknemer is ontslagen wegens verwijtbaar handelen. Met werkgeefster is de rechtbank van oordeel dat het verzenden van een e-mail op 8 april 2016 kwalificeert als verwijtbaar handelen. Evident is dat werknemer hangende de onderhandelingen over verkoop van werkgeefster, waarbij het mee overgaan van de grootste klant van werkgeefster van doorslaggevend belang was, heeft getracht die grootste klant te bewegen zelf werkgeefster over te nemen en daarbij uiterst vertrouwelijke informatie aan die klant heeft verstrekt. De overname zou aldus kunnen worden gefrustreerd. Dit levert verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW op, zodat ook het subsidiaire verzoek wordt afgewezen. Ook het meer subsidiaire verzoek wordt afgewezen. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van werkgeefster. De stelling van werknemer dat werkgeefster geen inzage heeft gegeven in de voor vaststelling van de verkoopwaarde van de onderneming relevante stukken maakt dat niet anders.

Werknemer stelt voorts aanspraak te hebben op een bonus over 2015. Alvorens nader te beslissen zal werkgeefster in de gelegenheid worden gesteld bij akte haar stelling te onderbouwen en schriftelijke bewijsstukken aangaande de Ebitda 2015 (waaraan de bonus is gerelateerd) in het geding te brengen. Werknemer zal vervolgens de gelegenheid worden geboden daarop bij akte te reageren. Werkgeefster heeft voorts verklaard bereid te zijn werknemer te ontheffen uit zijn verplichtingen uit hoofde van het concurrentiebeding, onder voorwaarde dat werknemer gebonden blijft aan het geheimhoudingsbeding. Bij wege van tegenverzoek heeft werkgeefster voorts verzocht voor recht te verklaren dat werknemer de boete ex artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is verschuldigd. Alvorens nader te beslissen zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld op beide onderdelen bij akte nader te reageren. Voor het overige zal iedere beslissing worden aangehouden.