Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 november 2016
ECLI:NL:RBROT:2016:8512
werkneemster/Van Koppen & van Eijk Projectservice B.V.
Werkneemster is op 13 augustus 2013 in dienst getreden bij werkgever en vervulde laatstelijk de functie van kwekerijmedewerker. Werkneemster is sinds 15 mei 2014 arbeidsongeschikt. In een deskundigenoordeel d.d. 23 oktober 2015 is geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van werkgever tot op dat ogenblik voldoende zijn. In een arbeidsdeskundige rapportage d.d. 25 februari 2016 is geconcludeerd dat de functie van kwekerijmedewerker niet passend is en dat er geen passende arbeidsmogelijkheden binnen de onderneming van werkgever te duiden zijn. Hij adviseerde inzet van een tweedespoortraject. Uit een arbeidsdeskundige rapportage d.d. 26 april 2016 volgt dat de re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende zijn. Voorts acht de arbeidsdeskundige werkneemster niet geschikt voor de maatgevende arbeid. Werkgever heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 24 juni 2016 opgezegd met ingang van 23 augustus 2016, na op 17 juni 2016 verkregen toestemming van het UWV. Werkneemster verzoekt werkgever te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen op grond van artikel 7:682 lid 1 onderdeel a BW, omdat de opzegging door werkgever in strijd is met artikel 7:669 lid 1 BW. Werkgever verweert zich.
De kantonrechter begrijpt de stellingen van werkneemster aldus, dat zij meent dat de opzegging in strijd is met artikel 7:669 lid 3 onderdeel b BW. Vast staat dat werkneemster ten tijde van de beslissing van het UWV 104 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was. Dit levert op zichzelf een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsverhouding op. Werkneemster heeft echter gesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:669 lid 1 BW, omdat werkgever zich niet voldoende heeft ingespannen om werkneemster, al dan niet met scholing, binnen een redelijke termijn te herplaatsen en voorts het tweedespoortraject niet heeft ingezet. Allereerst verdient in dit verband aandacht dat A., arbeidsdeskundige van het UWV, in het deskundigenoordeel d.d. 23 oktober 2015 heeft geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van werkgever tot op dat ogenblik voldoende zijn. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige M. blijkens de rapportage van 25 februari 2016 specifiek gekeken naar passende werkzaamheden voor werkneemster binnen de onderneming van werkgever. De arbeidsdeskundige concludeerde dat er geen passende arbeidsmogelijkheden binnen de organisatie van werkgever te duiden zijn en adviseerde inzet van een tweedespoortraject. Dit laatste is klaarblijkelijk gebeurd, want de arbeidsdeskundige B. stelde in de rapportage van 26 april 2016 vast dat het eerstespoortraject is onderzocht en is afgerond en dat in het tweedespoortraject verschillende mogelijkheden zijn onderzocht en aanvullende scholing is ingezet en achtte de re-integratie-inspanningen van werkgever voldoende. De enkele stelling van werkneemster dat het ‘onlogisch is te stellen dat zij niet kan re-integreren binnen de organisatie van werkgever, terwijl zij door de arbeidsdeskundige arbeidsgeschikt is verklaard om vergelijkbare werkzaamheden te verrichten’, waarmee werkneemster kennelijk doelt op de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 0,00%, is in dit verband onvoldoende. Bedoeld oordeel van de arbeidsdeskundige ziet op de theoretische verdiencapaciteit van werkneemster, dat wil zeggen dat zij in de door de arbeidsdeskundige benoemde functies evenveel of meer kan verdienen dan in haar functie bij werkgever het geval was. Dit laatste betekent echter niet dat zij dan arbeidsgeschikt is voor vergelijkbare functies bij werkgever, omdat het daarbij immers niet gaat om de verdiencapaciteit, maar om de vraag of de functies, gegeven de medische beperkingen en de belastbaarheid van werkneemster, passend zijn. Voorts is de stelling van werkneemster dat werkgever het tweedespoortraject niet heeft ingezet, aantoonbaar onjuist. Gelet op het vorenstaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat door werkneemster niet is aangetoond dat werkgever zich te weinig heeft ingespannen om werkneemster, al dan niet met behulp van scholing, binnen een redelijke termijn te herplaatsen. De kantonrechter zal het verzoek van werkneemster om de werkgever te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen daarom afwijzen.