Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 3 oktober 2016
ECLI:NL:RBNHO:2016:9858
werkneemster/werkgeefster
Werkneemster is op 1 juli 2005 in dienst getreden van werkgeefster in de functie van Financieel Manager/Markt&PR. De directeur van werkgeefster en werkneemster hebben een affectieve relatie gehad, die is beëindigd. Op enig moment hebben partijen vastgesteld dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is. Op 26 juli 2016 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd per 1 november 2016. Werkgeefster heeft over de maand augustus 2016 en nadien de salarisbetaling gestaakt. Werkneemster vordert in kort geding veroordeling van werkgeefster tot doorbetaling van loon vanaf augustus 2016. Werkgeefster betwist de vordering en voert samengevat aan dat werkneemster op of rond 5 augustus 2016 een externe harde schijf, waarop gegevens en bestanden van werkgeefster stonden, heeft bewerkt en dat zij van die schijf een groot aantal gegevens en bestanden heeft verwijderd. Werkgeefster heeft als gevolg daarvan schade geleden, die wordt begroot op € 13.000. Volgens werkgeefster kan deze schade op grond van de vaststellingsovereenkomst worden verrekend met het salaris van werkneemster.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster doet een beroep op verrekening van schadevergoeding met het loon van werkneemster. Dat betekent dat werkgeefster in dit kort geding aannemelijk zal moeten maken dat zij schade heeft geleden, dat zij daarom aanspraak kan maken op schadevergoeding jegens werkneemster en dat zij bevoegd is om tot verrekening over te gaan. Daarin is werkgeefster niet geslaagd. Werkneemster heeft ter zitting toegelicht dat zij op de door werkgeefster genoemde externe harde schijf voornamelijk bestanden had staan die zich ook en nog steeds op de server van werkgeefster bevinden. Ook wijst werkneemster erop dat het ICT-bedrijf Ccare voor werkgeefster een back-up heeft gemaakt van de bestanden en dat de webdesigner van werkgeefster en een fotograaf ook nog over de bestanden beschikken. Op de zitting heeft werkneemster wel erkend dat zij een aantal bestanden heeft verwijderd van de harde schijf, te weten bestanden die zij in het verleden heeft gemaakt met fotoshopsoftware ten behoeve van de catalogus van werkgeefster. Volgens werkneemster beschikte werkgeefster niet over die fotoshopsoftware en heeft zij die privé aangeschaft. Werkneemster stelt dat de betreffende bestanden voor werkgeefster dus niet bruikbaar waren, maar ook niet meer nodig, omdat deze bestanden zijn gebruikt voor de catalogus van 2015 en daarvoor, terwijl er voor 2016 al een nieuwe catalogus is gemaakt. Werkneemster meent dat zij op grond van de vaststellingsovereenkomst gehouden was die oude fotoshopbestanden te verwijderen. De kantonrechter stelt gelet op het voorgaande vast dat werkneemster gemotiveerd heeft betwist dat zij relevante bestanden van de externe harde schijf of de server van werkgeefster heeft verwijderd. Bovendien gaat de kantonrechter ervan uit dat het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat werkgeefster geen beroep op verrekening toekomt. Nu de gemachtigde van werkgeefster in een e-mail van 26 juli 2016 heeft bevestigd dat er geen verrekening met de toekomstige salarisbetalingen zal plaatsvinden, mag en mocht werkneemster er redelijkerwijs van uitgaan dat eventuele schade van werkgeefster hoe dan ook niet zou worden verrekend met haar salaris, ook niet in een geval als hier aan de orde. Volgt toewijzing van de vordering tot loonbetaling.