Naar boven ↑

Rechtspraak

Comex Service B.V./werknemer
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 1 december 2016
ECLI:NL:RBLIM:2016:10430

Comex Service B.V./werknemer

Verzoek van werkgever tot ontbinding arbeidsovereenkomst tijdens ziekte werknemer wordt afgewezen. Werkgever draagt geen grond aan voor ontbinding en heeft geen ziektegeldverzekering afgesloten. Risico is voor werkgever.

Werknemer is vanaf 1 mei 2013 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van Comex in de functie van servicemedewerker voor 32 uur per week tegen een brutoloon van € 1.757,42 per maand. In september 2015 heeft werknemer, enig werknemer van Comex, een fietsongeluk gehad waarbij hij zijn linkerpols heeft gebroken, waardoor hij tot op heden niet in staat is zijn oorspronkelijke functie te vervullen. Wel heeft werknemer vanaf zijn arbeidsongeschiktheid verscheidene aangepaste werkzaamheden verricht. Op 6 september 2016 heeft Comex het UWV om toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen. Op die aanvraag is op 26 september 2016 door het UWV afwijzend beslist vanwege het opzegverbod bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. Comex verzoekt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Gelet op het bepaalde in artikel 7:671b BW kan de kantonrechter een werkgeversverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst slechts toewijzen op een van de gronden genoemd in artikel 7:669 lid 3 BW. Comex heeft niet gesteld noch desgevraagd aangegeven welke van deze gronden de basis voor het verzoek vormt. Nu Comex niet met juridische bijstand in persoon procedeert, zal de kantonrechter echter welwillendheidshalve het als motivering voor het verzoek aangevoerde naast de wettelijke gronden houden en onderzoeken welke grond door Comex bedoeld is aan het verzoek ten grondslag te leggen. Zoals ter zitting door de kantonrechter reeds te kennen is gegeven, is de enige ontbindingsgrond die in dit geval in beeld komt artikel 7:669 lid 3 onderdeel c BW: het bij regelmaat niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid als gevolg van ziekte of gebreken van de werknemer met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen. De 7:669 lid 3 c-grond kan het verzoek echter niet schragen. Vooreerst heeft Comex niet in het minst gesteld noch feitelijk aannemelijk gemaakt dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden en binnen deze periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht. Belangrijker is dat Comex niet aantoont dat het door ziekte niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid de oorzaak is van voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen: Comex stelt dat niet de ziekte maar het door externe factoren wegvallen van werk de oorzaak van werknemers overbodigheid is. In dit geval is gesteld dat de vraag naar de door Comex geleverde diensten en producten door technologische ontwikkelingen is afgenomen. Dat is een omstandigheid die in beginsel voor risico van de werkgever dient te blijven. Als Comex, ter voorkoming van de directe koppeling met de ziekte van werknemer, stelt dat bedrijfseconomische problemen het gevolg zijn van grote omzetdaling, dan kunnen die alleen maar ontstaan door te hoge andere bedrijfskosten. Bij een ziektegeldverzekering voor werknemer zou de (improductieve) salarislast van werknemer niet op de bedrijfsexploitatie drukken en gelet op haar omvang de bedrijfseconomische staat van Comex substantieel minder dramatisch maken. Desgevraagd heeft Comex de kantonrechter ter zitting meegedeeld dat zij bij aanvang van de dienstbetrekking met werknemer het sluiten van een dergelijke verzekering heeft overwogen maar omdat de premie € 300 per maand hoger dan normaal bleek doordat werknemer aan de ziekte van Crohn lijdt, heeft zij bewust hiervan afgezien. Dat kan enkel ertoe leiden dat de extra druk van werknemers salarislast op het bedrijfsresultaat buiten beschouwing gelaten wordt en indien aanwezig de ‘voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen’ geheel voor risico van de werkgever blijven. Gelet op het bovenstaande wordt het verzoek als niet dan wel onvoldoende gegrond afgewezen.