Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Stadsschouwburg Velsen/werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 23 december 2016
ECLI:NL:RBNHO:2016:10735

Stichting Stadsschouwburg Velsen/werknemer

Directeur stadsschouwburg heeft niet verwijtbaar gehandeld/nagelaten en evenmin is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding. Niet is gebleken dat directeur informatie heeft achtergehouden of onjuiste/onvolledige informatie heeft verstrekt omtrent financiële positie schouwburg.

Werknemer is per 1 januari 1997 in dienst getreden bij Stichting Stadsschouwburg Velsen (hierna: de Stadsschouwburg). Per 2005 is werknemer aangesteld tot directeur van de Stadsschouwburg. In de jaren 2013, 2014 en 2015 heeft de Stadsschouwburg oplopende verliezen geleden. De voorzitter van het bestuur heeft op 20 juli 2015 aan de overige bestuursleden medegedeeld dat werknemer in dat kader te kort schiet. Werknemer is op 18 mei 2016 geschorst. De Stadsschouwburg legt hieraan ten grondslag dat recent is gebleken dat de financiële situatie van de Stadsschouwburg aanmerkelijk ernstiger is dan op basis van de informatie van werknemer bleek en dat het gegronde vermoeden bestaat dat het bestuur onjuist/onvolledig door werknemer is geïnformeerd. De Stadsschouwburg verzoekt thans de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden, primair vanwege verwijtbaar handelen/nalaten en subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Gesteld noch gebleken is dat aan de zijde van werknemer sprake is geweest van financieel wanbeleid, terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat werknemer een onjuist beeld van de financiële situatie van de Stadsschouwburg heeft geschetst en/of al dan niet bewust informatie heeft achtergehouden of onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt. De Stadsschouwburg heeft haar stellingen (onder meer met resultaten van onderzoeken van twee onderzoeksbureaus en maandelijkse rapportages) op dit punt onvoldoende feitelijk onderbouwd en geconcretiseerd. Werknemer heeft dus niet verwijtbaar gehandeld of nagelaten zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Vervolgens komt de vraag aan de orde of sprake is van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding. Gebleken is dat het bestuur en werknemer op onderdelen een verschillende visie hebben op de wijze waarop het hoofd geboden kan worden aan de benarde financiële positie waarin de Stadsschouwburg verkeert. Werknemer lijkt geneigd vooral te zoeken naar behoud van de gemeentelijke subsidies, terwijl het bestuur zich op het standpunt stelt dat kritischer naar het kostenplaatje moet worden gekeken. Er zijn geen notulen of anderszins verslagen van bestuursvergaderingen overgelegd, waaruit zou blijken dat dit (of een ander) verschil van visie, heeft geleid tot een verstoring van de verhoudingen. De kantonrechter is voorts van oordeel dat de Stadsschouwburg te snel en te hard heeft gereageerd op een (tamelijk summier onderbouwd) onderzoeksrapport van Pro Corporate met de drastische maatregel van een schorsing en het aansturen op beëindiging van het dienstverband, zonder dat enige substantiële poging was ondernomen om vragen aan de zijde van het bestuur ten aanzien van concrete financiële issues op te helderen, eventuele verschillen van inzicht omtrent het financieel beleid te overbruggen en het functioneren van werknemer in bepaalde opzichten bij te sturen. De kantonrechter realiseert zich tot slot dat de langdurige afwezigheid van werknemer sinds mei 2016 als gevolg van de hem ten onrechte opgelegde schorsing en het feit dat de afgelopen periode sprake is geweest van interim-management, een lastige hobbel zal zijn bij hervatting van de werkzaamheden, zowel voor werknemer als voor het personeel. Het tijdsverloop, dat mede een gevolg is geweest van een aanvankelijk onjuist gekozen bestuursrechtelijke ingang, behoort echter niet ten nadele van werknemer te strekken. Resumerend is de kantonrechter van oordeel dat evenmin sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW. Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.