Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 13 december 2016
ECLI:NL:RBOBR:2016:7513
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer is sinds 1978 in dienst als docent Frans. Met toestemming van het UWV is hij op 31 maart 2016 ontslagen per 23 augustus 2016. Werknemer vordert primair betaling van de transitievergoeding (€ 73.541,42) en een vergoeding wegens onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst (€ 3916,49). Subsidiair vordert hij onder meer een billijke vergoeding van € 3022,25. Hij stelt zich op het standpunt dat hij pas op 10 juni 2016 twee jaar arbeidsongeschikt was zodat de arbeidsovereenkomst pas op die datum had mogen worden opgezegd. Werkgever voert verweer.
Oordeel
Onregelmatige opzegging en strijd met opzegverbod
De arbeidsongeschiktheid is begonnen op 10 juni 2014 en de arbeidsovereenkomst had niet eerder dan 10 juni 2016 mogen worden opgezegd. Het ontslag is derhalve onregelmatig en in strijd met het opzegverbod, zodat het primair gevorderde wordt toegewezen. De billijke vergoeding ten aanzien van de strijd met het opzegverbod wordt gesteld op het loon over het aantal dagen waarmee te vroeg is opgezegd; dit conform de vordering. Aangeknoopt wordt bij de salarisopgave van werknemer. Het bedrag kan gelden als combinatie van de bedragen bedoeld in artikel 7:672 lid 9 BW en 7:681 lid 1b BW. Aan werknemer wordt een bedrag van € 3916,49 bruto toegekend.
Transitievergoeding
In redelijkheid mag gezien de leeftijd van werknemer (hij is geboren in 1952) en de omstandigheid dat hem een IVA-uitkering is toegekend worden aangenomen dat hij voordat hij AOW-gerechtigd wordt (april 2018) niet meer een andere baan zal krijgen. Dat maakt – wat de transitie naar een andere baan betreft – zijn situatie vrijwel gelijk aan die van de werknemer als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 onderdeel b BW: de werknemer die wordt ontslagen wegens het bereiken van de AOW-leeftijd en bij wie vanaf dat moment niet meer wordt uitgegaan van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Aan een werknemer in die omstandigheid wordt door de wetgever de transitievergoeding ontzegd. Het zou naar regels van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn als die overeenstemming in deze situatie genegeerd zou worden. Is er wat betreft de mogelijkheid van transitie naar een andere baan nauwelijks verschil tussen de bedoelde werknemer die AOW-gerechtigd wordt en werknemer, er is wel verschil wat betreft de noodzaak van ontslagcompensatie: de bedoelde werknemer geniet tot aan het moment waarop hij AOW-gerechtigd wordt zijn arbeidsinkomen en werknemer niet. Het inkomen van werknemer wordt vanaf het moment waarop zijn arbeidsovereenkomst eindigt gereduceerd. Dit maakt het redelijk dat werknemer toch in elk geval de transitievergoeding gedeeltelijk krijgt. De vergoeding wordt vastgesteld op € 25.000 bruto.