Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Pameijer/werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 9 januari 2017
ECLI:NL:RBROT:2017:537

Stichting Pameijer/werkneemster

Combinatie van dienstverbanden leidt tot schending Arbeidstijdenwet. Toewijzing ontbindingsverzoek h-grond.

Feiten

Werkneemster is sinds 1 april 2008 bij Pameijer in dienst. Zij is in eerste instantie in dienst getreden in de functie van Assistent Support Medewerker B. Daarnaast had werkneemster een contract met de flexpool van Pameijer, waarmee zij onregelmatig werd ingezet op diensten waar vervanging of extra ondersteuning nodig was. Dit betrof een tijdelijk 0-urencontract tot 22 december 2016. Werkneemster had aangegeven voornamelijk in de avonden, weekenden en tijdens feestdagen te willen werken. Pameijer heeft hier zo veel mogelijk rekening mee gehouden. Dit verzoek had te maken met de omstandigheid dat ze naast haar dienstverbanden bij Pameijer, een ander parttime dienstverband bij een andere werkgever had. Ten gevolge van een reorganisatie is de arbeidsplaats van werkneemster vervallen. Zij is herplaatst in de functie van Assistent Wooncoach en dit is ook de functie die ze laatstelijk bij Pameijer vervult. De arbeidsduur bedraagt 23 uur per week. Op 6 juni 2016 schrijft mevrouw G. van Pameijer aan werkneemster (onder andere):‘Uitgangspunt voor Pameijer is dat iedere medewerker ingezet kan worden binnen een productgroep. In jouw geval Pameijer Woont en dat deze inzet wordt beïnvloed door de vraag van cliënten en aanbod van personeel. Deze wisselwerking is sterk toegenomen de afgelopen jaren door de transitie in de zorg. Deze inzet wordt begrensd door de arbeidstijdenwet waarin gezond roosteren uitgangspunt is.’ Pameijer verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:669 lid 3 onderdeel h BW. Aan het verzoek legt Pameijer ten grondslag dat nu is gebleken dat de combinatie van de huidige dienstverbanden van werkneemster niet dusdanig op elkaar kunnen worden afgestemd dat de Arbeidstijdenwet niet meer wordt geschonden, van Pameijer niet meer kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst met werkneemster wordt voortgezet. Werkneemster heeft verweer gevoerd en zij heeft daarbij aangevoerd dat Pameijer vanaf het begin van haar dienstverband op de hoogte was van het feit dat zij ook elders een dienstverband had. Pas nu beroept Pameijer zich op schendingen van de Arbeidstijdenwet. Pameijer heeft niet, althans onvoldoende, gezocht naar mogelijkheden die het naast elkaar bestaan van de dienstverbanden mogelijk zouden kunnen maken. Het verzoek zou dan ook afgewezen moeten worden, dan wel zou subsidiair bij een ontbinding een transitievergoeding van € 4451,63 bruto en een billijke vergoeding van € 27.000 bruto moeten worden toegekend aan werkneemster.

Oordeel

Werkneemster heeft onweersproken gelaten dat de combinatie van haar dienstverband bij Pameijer en haar dienstverband elders (uitgaande van de huidige invulling die partijen aan die dienstverbanden geven) een schending van de Arbeidstijdenwet met zich brengt. De enkele omstandigheid dat werkneemster reeds bij aanvang van haar dienstverband bij Pameijer gemeld heeft dat zij ook elders een dienstverband heeft maakt dit niet anders, noch de omstandigheid dat wellicht de Arbeidstijdenwet reeds eerder is geschonden. Feit is dat Pameijer deze schending in ieder geval nu duidelijk is en dat zij op grond daarvan gerechtvaardigd is actie te ondernemen. Uit de door partijen in het geding gebrachte stukken blijkt dat zij hebben gecorrespondeerd teneinde een oplossing te vinden om het dienstverband van werkneemster bij Pameijer (al dan niet in gewijzigde vorm) voort te zetten zonder daarbij de Arbeidstijdenwet te schenden. Dit heeft echter niet tot een oplossing geleid. Ook ter mondelinge behandeling heeft nader overleg te dien aanzien partijen niet tot een oplossing gebracht. Niet is gebleken dat werkneemster is te herplaatsen in een andere (soortgelijke) functie als gevolg waarvan de Arbeidstijdenwet niet (meer) zou worden geschonden. De kantonrechter is van oordeel dat het onder die omstandigheden van Pameijer niet in redelijkheid kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Pameijer wordt veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 4451,63. Van ernstig verwijtbaar handelen door Pameijer is geen sprake, zodat aan werkneemster geen billijke vergoeding wordt toegekend.