Naar boven ↑

Rechtspraak

ASR Schadeverzekering NV/werkgever
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 8 februari 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:440

ASR Schadeverzekering NV/werkgever

Arbeidsongeval met betonmixerpomp. Nakoming van de keuringsverplichting zou het ongeval niet hebben voorkomen, zodat werkgever niet op die grond aansprakelijk is voor de schade van werknemer. Productaansprakelijkheid.

Feiten

Op 21 december 2006 is een van de werknemers van bedrijf X een arbeidsongeval overkomen. Werknemer was bezig met het storten van beton voor een betonnen vloer, toen de verdeelmast van de betonmixerpomp van de vrachtwagen afbrak en op hem viel. De vrachtwagen met betonmixer en betonmixerpomp was eigendom van bedrijf Y. Hij was aan bedrijf Y geleverd door bedrijf Z. Bedrijf Z had een aansprakelijkheidsverzekering bij ASR Schadeverzekering NV (hierna: ASR). Werknemer heeft X op 5 januari 2007 aansprakelijk gesteld. ASR heeft de schade geregeld met werknemer. Daarbij heeft werknemer zijn vordering op X, Z en Y gecedeerd aan ASR. Bedrijf Z is ontbonden per 31 december 2015. ASR vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat X als werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgplicht en dat zij op grond daarvan aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit het ongeval. In de vrijwaringszaak vordert X hoofdelijke veroordeling van Z en Y om aan haar te vergoeden alles waartoe zij in de hoofdzaak zou worden veroordeeld.

Oordeel

Hoofdzaak: werkgeversaansprakelijkheid

Gezien het rapport van de Arbeidsinspectie kan gesteld worden dat bij het uitvoeren van een keuring niet verwacht had mogen worden dat actief gezocht zou zijn naar haarscheurvorming in het plaatmateriaal van de masttoren direct onder de draaikrans. Dat komt hierop neer dat de betonmixerpomp regelmatig gekeurd had moeten worden, maar dat niet is voorgeschreven wat die keuring moet inhouden. Voor bepaalde typen hijskranen is dat wel voorgeschreven. Daar is onderzoek naar haarscheurtjes bij de draaikrans echter niet voorgeschreven, en ook niet gebruikelijk. Daarom moet worden aangenomen dat bij een keuring van de betonmixerpomp evenmin gezocht zou zijn naar haarscheurtjes onder de draaikrans, en dat die dus ook niet zouden zijn opgemerkt. ASR weerspreekt dit niet. Daarom moet worden aangenomen dat nakoming van de keuringsverplichting het ongeval niet zou hebben voorkomen, zodat X niet op die grond aansprakelijk is voor de schade van werknemer. ASR wijst er verder op dat werknemer geen veiligheidshelm droeg en dat de Risico Inventarisatie & Evaluatie van X verouderd was. Zij licht echter niet toe dat een veiligheidshelm dit ongeval voorkomen zou hebben of de schade daarvan beperkt zou hebben. Dat geldt ook voor de Risico Inventarisatie & Evaluatie. Het algemene dat X ‘maatregelen (had) moeten treffen’ is veel te vaag, omdat het volstrekt onduidelijk is met wat voor maatregelen X dit ongeval dan had kunnen voorkomen. Daarom is X niet op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de schade van werknemer. Subsidiair baseert ASR haar vordering op artikel 7:611 BW. Zij stelt dat een werkgever die zijn werknemers niet afdoende kan beschermen tegen het gevaar waaraan zij worden blootgesteld, hen ten minste moet beschermen tegen de financiële gevolgen van een ongeval door een adequate verzekering voor hen te sluiten of door hen een bijdrage te betalen waarmee zij zelf een verzekering kunnen sluiten. De Hoge Raad heeft een dergelijke verzekeringsplicht aangenomen voor schade die werknemers lijden in de uitoefening van hun werkzaamheden als deelnemer aan het wegverkeer als zij (a) als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval, (b) als fietser of voetganger schade lijden als gevolg van een ongeval waarbij één of meer voertuigen zijn betrokken, of (c) als fietser schade lijden als gevolg van een eenzijdig fietsongeval. Voor andere situaties kan zo’n verzekeringsplicht niet worden aangenomen, omdat het hier gaat om een uitzondering op de regel van artikel 7:658 BW dat de werkgever alleen bij schending van zijn zorgplicht aansprakelijk is voor arbeidsongevallen. Een uitzondering mag niet zo ruim worden uitgelegd dat de hoofdregel daardoor feitelijk onderuitgehaald wordt. Als een algemene verzekeringsplicht moet worden ingevoerd, ligt dat op de weg van de wetgever. Daarom is X ook op deze grond niet aansprakelijk voor de schade van werknemer.

Vrijwaringszaak: producentaansprakelijkheid

X baseert haar vordering tegen Y op artikel 6:185 lid 1 BW. Zij onderbouwt echter niet dat Y als producent van de betonmixerpomp te beschouwen is. Zij stelt ook dat Y onrechtmatig gehandeld heeft door een product in het verkeer te brengen waarvan achteraf gebleken is dat het onveilig was (art. 6:162 BW). Die stelling is eveneens onvoldoende. De aansprakelijkheid van artikel 6:162 BW is geen risicoaansprakelijkheid zoals die van artikel 6:185 BW, X stelt niet dat Y indertijd van die onveiligheid op de hoogte was. Ten slotte beroept X zich op artikel 6:162 BW met de stelling dat Y bij het onderhoud tekortgeschoten is. Ook dit verwijt is onvoldoende onderbouwd, in het licht van de beoordeling in reconventie: als bij een keuring niet verwacht kan worden dat gezocht wordt naar haarscheurtjes, is niet duidelijk waarom dat bij onderhoud wel verwacht zou mogen worden. X voert ten slotte artikel 6:74 en/of 6:77 BW aan als grondslag voor aansprakelijkheid van Z. Z was verplicht om niet door gebruik van een gebrekkige hulpzaak zwaar letsel toe te brengen aan werknemers van X, maar dat is niet te beschouwen als een verbintenis uit de tussen partijen gesloten overeenkomst, maar als een rechtsplicht. Uit schending van een rechtsplicht kan een verbintenis ontstaan op grond van artikel 6:162 BW, maar de rechtsplicht zelf is geen verbintenis, en de artikelen 6:74 en 6:77 BW zijn daarop niet van toepassing. Volgt afwijzing van de vorderingen van ASR in de hoofdzaak en van de vorderingen van X in de vrijwaringszaak.