Naar boven ↑

Rechtspraak

Openbaar lichaam WSD/werknemer
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 16 februari 2017
ECLI:NL:RBOBR:2017:895

Openbaar lichaam WSD/werknemer

Ontbindingsverzoek op grond van artikel 7:686 BW (bij verstek) toegewezen. Naar Ethiopië afgereisde werknemer voldoet structureel en in ernstige mate (inmiddels meer dan een jaar) niet aan zijn kernverplichting tot het verrichten van arbeid.

Feiten

WSD is een gemeenschappelijke regeling van elf gemeenten, die de Wet sociale werkvoorzieningen en de Participatiewet uitvoert. Werknemer is sinds augustus 2012 bij WSD in dienst en heeft een WSW-indicatie vanwege lichamelijke beperkingen. De laatste functie die hij vervulde is die van productiemedewerker. Werknemer ging per 25 december 2015 met verlof. Hij zou op 25 januari 2016 zijn werkzaamheden weer aanvangen. Op voornoemde datum is werknemer zonder enig bericht niet verschenen op het werk en vervolgens was hij niet bereikbaar. Werknemer heeft op 17 februari 2016 contact opgenomen met WSD. Hij deelde mee dat hij naar Ethiopië was afgereisd en dat hij niet meer terug zou komen naar Nederland. WSD verzoekt thans de arbeidsovereenkomst met werknemer te onbinden, primair op grond van artikel 7:686 BW.

Oordeel

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een tekortkoming in de nakoming is slechts toewijsbaar in gevallen van ernstige wanprestatie, namelijk een wanprestatie van zodanige aard dat zij het ingrijpende gevolg van een ontbinding van de overeenkomst kan rechtvaardigen. Bij dit uitgangspunt is deze ontbinding volgens de Hoge Raad veeleer op één lijn te stellen met de beëindiging van de dienstbetrekking wegens een dringende reden (zie HR 20 april 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1092). Ter zitting heeft WSD toegelicht dat sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming door werknemer doordat hij heeft geweigerd om op 25 januari 2016 zijn werkzaamheden te hervatten. Tijdens telefonisch contact met werknemer d.d. 17 februari 2016 heeft WSD hem meegedeeld dat hij terug naar Nederland moet komen om arbeid te verrichten, maar werknemer gaf aan dat hij geenszins van plan is om naar Nederland terug te keren om zijn werkzaamheden te komen verrichten. Uit hetgeen door WSD ter zitting (vervolgens) is gesteld, en door werknemer niet is weersproken, is komen vast te staan dat werknemer ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende (kern)verplichting om arbeid te verrichten. Hij is immers na zijn verlof d.d. 25 januari 2016 niet meer teruggekeerd op de werkvloer, hij heeft geweigerd om zijn werkzaamheden te hervatten en hij heeft tot op heden geen arbeid meer verricht. Werknemer voldoet structureel en in ernstige mate (te weten: inmiddels meer dan één jaar) niet aan zijn kernverplichting die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeit. De kantonrechter kwalificeert deze handelwijze van werknemer als het hardnekkig weigeren te voldoen aan een redelijk bevel of opdracht, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt (werkweigering), hetgeen op één lijn kan worden gesteld met een dringende reden (art. 7:678 lid 2 aanhef en onderdeel j BW). Aangezien het verrichten van arbeid een uit de overeenkomst voortvloeiende voortdurende verplichting voor werknemer is en hij deze tekortkoming voor wat betreft het verleden niet meer ongedaan kan maken, is nakoming wat deze tekortkoming betreft blijvend onmogelijk geworden. Op grond van het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat de vraag of de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW kan worden ontbonden in dit geval bevestigend dient te worden beantwoord. Het primaire verzoek komt in de gegeven omstandigheden ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De arbeidsovereenkomst zal derhalve worden ontbonden met ingang van heden, zonder toekenning van een vergoeding.