Naar boven ↑

Rechtspraak

Owercare B.V./werkneemster
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 7 maart 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:448

Owercare B.V./werkneemster

Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van werknemer – onder toekenning van een billijke vergoeding aan werknemer na een dubbele vernietiging van ontslag op staande voet – houdt stand.

Feiten

Werkneemster is met ingang van 1 februari 2016 voor de duur van acht maanden in dienst getreden bij Owercare als algemeen medewerkster. Op 12 april 2016 is werkneemster door Owercare op non-actief gesteld, nadat werkneemster een kritische brief had geschreven naar Owercare over een aantal aspecten betreffende haar werkomstandigheden. Bij e-mails van 15, 16, 17 en 18 april 2016 heeft werkneemster aan Owercare gevraagd haar te berichten over de planning van haar werkzaamheden. Owercare heeft niet op deze e-mails geantwoord. Bij e-mail van 21 april 2016 heeft Owercare werknemer opgeroepen om op 25 april 2016 haar dienst te hervatten. Toen werkneemster vervolgens op 25 april 2016 niet verscheen, heeft Owercare haar bij e-mail van diezelfde datum opgeroepen om op 26 april 2016 op het werk te komen. Ook toen is werkneemster niet verschenen. Owercare heeft werkneemster daarop bij brief van 26 april 2016 op staande voet ontslagen. Bij brief van 23 mei 2016 heeft Owercare naar aanleiding van een brief van de gemachtigde van werkneemster waarin die de nietigheid heeft ingeroepen van het ontslag op staande voet en meedeelde dat werkneemster de e-mails van Owercare van 21 en 25 april niet had ontvangen, onder meer het volgende geschreven: ‘Indien onze mails je inderdaad niet hebben bereikt, dan is dat een vervelende en ongewenste situatie. Indien je tijdig op het werk verschijnt, dan zullen wij het ontslag op staande voet intrekken en kun je de werkzaamheden hervatten.’ Bij brief van 30 mei 2016 heeft de gemachtigde van Owercare aan werkneemster onder meer geschreven: ‘Doordat u niet op het werk bent verschenen is het ontslag op staande voet niet ingetrokken. Voor zover het eerste ontslag op staande voet geen stand houdt, ontsla ik u hierdoor namens cliënte alsnog op staande voet.’ Bij beschikking van 25 augustus 2016 heeft de kantonrechter zowel het ontslag op staande voet van 26 april 2016 als dat van 30 mei 2016 vernietigd. Voorts heeft de kantonrechter op verzoek van werkneemster de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 oktober 2016, onder toekenning van een billijke vergoeding van € 2000 bruto. De grieven zullen gezamenlijk worden behandeld.

Oordeel

De kantonrechter heeft terecht overwogen dat Owercare, door werkneemster bij brief van 23 mei 2016 alsnog de kans te geven om haar werkzaamheden te hervatten, aan het eerder gegeven ontslag op staande voet van 26 april 2016 de dringende reden heeft ontnomen. Een voorwaardelijke intrekking van een ontslag op staande voet, waarbij de handhaving van dat ontslag afhankelijk wordt gemaakt van verder handelen van de werknemer, is in strijd met het karakter van het ontslag op staande voet als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW en maakt het ontslag op staande voet ongeldig. Daargelaten of de e-mails waarin Owercare werkneemster heeft opgeroepen voor werk die in de spambox van een provider terecht zijn gekomen de geadresseerde hebben bereikt in de zin van artikel 3:37 lid 3 BW, kan het geen gevolg geven aan een gedane oproep om op het werk te verschijnen onder deze omstandigheden niet worden beschouwd als – kort gezegd – werkweigering die een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat Owercare werkneemster op non-actief had gesteld en haar de toegang tot de werkplanning had ontzegd. Ook het ontslag op staande voet dat Owercare op 30 mei 2016 aan werkneemster heeft gegeven is terecht door de kantonrechter vernietigd. Het ontslag op staande voet van 30 mei 2016 moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van het niet verschijnen van werkneemster op de oproep van 23 mei 2016 om te verschijnen op 26 mei 2016. Vast staat dat werkneemster op het moment dat Owercare de oproep verzond op vakantie was. Onder die omstandigheden acht het hof de afwezigheid op 26 mei 2016 geen dringende reden voor ontslag op staande voet. Owercare heeft haar bezwaren tegen de beschikking voorts gericht tegen de beslissing tot toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671c lid 2 onderdeel b BW. De rechtsgrond voor toewijzing van een billijke vergoeding als genoemd is reeds gegeven met het oordeel dat de twee eerdere ontslagen op staande voet niet rechtsgeldig waren. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat alle grieven falen en dat de beschikking waartegen Owercare beroep heeft ingesteld zal worden bekrachtigd.