Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Arkema B.V.
Rechtbank Gelderland (Locatie Zutphen), 8 maart 2017
ECLI:NL:RBGEL:2017:1245

werknemer/Arkema B.V.

Opzegging in strijd met artikel 7:671 BW. Werknemer handelt ernstig verwijtbaar door, ondanks waarschuwingen, geen beschermingsmiddelen te dragen. Geen transitievergoeding. Billijke vergoeding van één maandsalaris te vermeerderen met de pensioenschade.

Feiten

Werknemer is op 1 maart 1994 in dienst getreden bij Arkema. Hij is werkzaam als operator. Arkema maakt deel uit van een concern dat chemicaliën produceert. In de verslagen van de functioneringsgesprekken over de jaren 2012 en 2013 is gesproken over het niet gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen. Op 3 november 2016 heeft werknemer een chemische stof in zijn linkeroog gekregen. Arkema heeft op 30 december 2016 bij deurwaardersexploot een op 16 december 2016 gedateerde brief laten betekenen waarin is vermeld dat de arbeidsovereenkomst opgezegd wordt per 1 januari 2017. Hierna heeft werknemer bij e-mail van diezelfde dag aan Arkema laten weten dat hij van verdere juridische stappen afziet en zijn ‘ontslag zal onder tekenen’. In de onderhavige procedure stelt werknemer dat Arkema de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd. Hij verzoekt ingevolge het bepaalde in artikel 7:681 lid 1 aanhef en onderdeel a BW aan hem een billijke vergoeding toe te kennen van € 5000 bruto. Ook verzoekt hij een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding. Arkema heeft verweer gevoerd tegen de verzochte billijke vergoeding en de transitievergoeding.

Oordeel

Geen transitievergoeding vanwege ernstig verwijtbaar handelen

Arkema heeft onbetwist gesteld dat werknemer in strijd met de in het bedrijf geldende voorschriften, geen overzetbril/gelaatsmasker droeg. Een dergelijke overzetbril wordt over de gewone werkbril heen gedragen. Of werknemer zijn werkbril (met zijkapjes) wel of niet op de juiste manier droeg is niet relevant, omdat vaststaat dat de overzetbril hoe dan ook over deze gewone werkbril kon en moest worden gedragen. Werknemer is in elk geval vanaf 2012 in functioneringsgesprekken gewezen op het voorschrift zijn beschermingsmiddelen te dragen. De laatste twee jaar is besproken dat het gebruik van deze middelen achtereenvolgens ‘matig‘=’ en ‘slecht’ was en is werknemer erop gewezen dat ‘het sanctiebeleid’ zou worden toegepast. Het niet dragen van de overzetbril is een van de oorzaken geweest van het feit dat werknemer de stof in zijn oog heeft kunnen krijgen. Dit is geen ‘domme pech’ geweest zoals werknemer ter zitting heeft gezegd, maar een gevolg van het in strijd met de voorschriften niet dragen van de voorhanden zijnde beschermingsmiddelen. Werknemer had ernstig gewond kunnen raken met ook de nodige consequenties voor Arkema. De kantonrechter kwalificeert het handelen van werknemer als ernstig verwijtbaar, zodat het verzoek om toekenning van de transitievergoeding wordt afgewezen.

Billijke vergoeding

Arkema heeft betoogd dat werknemer (schriftelijk) met de opzegging heeft ingestemd, zodat niet is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW en dus geen billijke vergoeding kan worden toegekend. Arkema verwijst in dit verband naar de door werknemer op 30 december 2016 gestuurde e-mail. Dit verweer wordt verworpen. Uit bedoelde e-mail kan niet worden afgeleid dat de wil van werknemer daadwerkelijk was gericht op het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De bewoordingen die werknemer heeft gebruikt kunnen evenzeer in die zin worden verstaan dat hij geen (juridische) strijd wilde aangaan over de opzegging. Van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring inhoudend dat werknemer akkoord gaat met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is hiermee geen sprake. Omdat geen sprake is geweest van de in artikel 7:671 lid 1 onderdeel a tot en met h BW genoemde uitzonderingen, staat hiermee vast dat Arkema heeft opgezegd in strijd met dit artikel. De kantonrechter zal reeds daarom ten laste van Arkema overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:681 BW een billijke vergoeding toekennen. Arkema heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, in het geval zij niet tot overeenstemming met werknemer zou zijn gekomen en niet zou hebben opgezegd, (reeds) in januari 2017 een ontbindingsverzoek zou hebben ingediend. Uitgaande van de door de rechtbank in acht te nemen termijnen voor de behandeling van en uitspraak op een dergelijk verzoek en gelet op het ernstig verwijtbaar handelen van werknemer – waarmee de kantonrechter het einde van de arbeidsovereenkomst zou hebben bepaald met voorbijgaan aan de opzegtermijn –, is aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst in elk geval per de door Arkema genoemde datum van 1 juni 2017 zou zijn geëindigd. In de omstandigheid dat Arkema in strijd met de geldende voorschriften heeft opgezegd ligt besloten dat deze wijze van opzegging Arkema ernstig valt aan te rekenen. Hiervoor is echter reeds overwogen dat werknemer het feit dat de arbeidsovereenkomst door Arkema is beëindigd, geheel aan zichzelf te wijten heeft. De billijke vergoeding wordt daarom, mede in aanmerking genomen dat Arkema een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging dient te betalen, vastgesteld op uitsluitend het bedrag dat werknemer misloopt met het door Arkema handelen in strijd met de wettelijke voorschriften, derhalve op één maandsalaris te vermeerderen met de pensioenschade. Dit bedrag wordt begroot op € 3250 bruto.