Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 8 maart 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:1101
werknemer/werkgeefster
Feiten
Werknemer is sedert 18 oktober 1999 in dienst van werkgeefster, aanvankelijk in de functie van chauffeur/medewerker hoofdmagazijn. Na een ongeval is werknemer voor deze functie arbeidsongeschikt geraakt. Op 29 april 2015 is om die reden de functie gewijzigd naar de functie van productiemedewerker assemblage en is zijn bruto maandsalaris aangepast van € 1915,15 naar het wettelijk minimumloon van € 1501,80. Dit salaris hoort bij functiegroep 2 als bedoeld in de CAO Metaal en Techniek. Werknemer vordert veroordeling van werkgeefster om mee te werken aan de functie-indeling van de functie van werknemer.
Oordeel
In de kern betreft het geschil tussen partijen de vraag op welk loon werknemer op grond van de CAO Metaal en Techniek aanspraak kan maken. Die vordering is echter niet aan de kantonrechter voorgelegd, nu werknemer eerst gebruik wil maken van de bij cao geboden mogelijkheid zijn functiewaardering en -indeling voor te leggen aan de Vakraad. Werkgeefster is ervan overtuigd dat zij het juiste salaris betaalt en zou reeds om die reden geen bezwaar hoeven hebben tegen de voorgestelde bindende advisering door de Vakraad. Werkgeefster verzet zich daar echter wel tegen en stelt zich op het standpunt dat zij hoe dan ook geen hoger salaris wenst te betalen omdat zij anders nooit aan werknemer de aangepaste functie had aangeboden. De kantonrechter oordeelt dat blijkens het bepaalde in het vierde lid van artikel 10 van de cao de Vakraad ‘kan’ worden verzocht de functie in te delen in welk geval de indeling van de Vakraad bindend is. De formulering van deze bepaling (‘kan worden verzocht’) geeft aan dat een mogelijkheid wordt geboden, maar leidt niet tot de conclusie dat partijen ook verplicht zijn de procedure via de Vakraad te volgen. Pas als partijen hun verzoek aan de Vakraad hebben gedaan, zal deze voor partijen bindend beslissen over de indeling van de functie. Kortom, het bepaalde in artikel 10 van de CAO Metaal en Techniek dwingt niet tot de conclusie dat werkgeefster gehouden is medewerking te verlenen aan een verzoek tot functie-indeling door de Vakraad. Ook bijlage 3 bij de CAO Metaal en Techniek, waarnaar in het vierde lid van artikel 10 van die cao is verwezen, dwingt niet tot die conclusie. De CAO Metaal en Techniek is immers algemeen verbindend verklaard. Geoordeeld wordt dat alleen in het geval partijen tot een gezamenlijke beantwoording van bepaalde vragen kunnen komen, sprake kan zijn van een beslissing door de Vakraad. Er moet derhalve sprake zijn van overeenstemming tussen partijen over bepaalde uitgangspunten. Dit betekent dat in het geval reeds over die uitgangspunten geen overeenstemming bestaat, geen procedure bij de Vakraad kan volgen. Met dit systeem is niet in overeenstemming dat een werkgever toch gehouden zou zijn diens medewerking aan die procedure te verlenen.