Naar boven ↑

Rechtspraak

Nacco Materials Handling BV c.s./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 28 februari 2017
ECLI:NL:GHARL:2017:1635

Nacco Materials Handling BV c.s./werknemer

Arbeidsongeval. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat uit het rapport van de deskundige niet de conclusie kan worden getrokken dat de HNP die bij werknemer medio 2007 is geconstateerd in (medisch) causale relatie staat tot het ongeval in mei 2006.

Feiten

Werknemer is tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Nacco Materials Handling BV (hierna: Nacco) op 29 mei 2006 een (bedrijfs)ongeval overkomen. De verzekeraar van Nacco, AIG Europe Limited Netherlands (hierna: AIG), heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend en heeft aan werknemer een schadevergoeding betaald. Partijen verschillen echter nog van mening over de vraag of sprake is van een medisch causaal verband tussen de rugklachten van werknemer en het hem overkomen ongeval. Orthopedisch chirurg Van Rinsum heeft in zijn eindrapport deze vraag positief beantwoord. Werknemer verzoekt in dit deelgeschil een verklaring voor recht dat het eindrapport van Van Rinsum als uitgangspunt moet worden genomen bij de verdere onderhandelingen in het kader van een schaderegeling en dat dus sprake is van causaal verband tussen de klachten en beperkingen van werknemer en het ongeval. De kantonrechter heeft de verzochte verklaringen voor recht toegewezen. Tegen dit vonnis komen Nacco en AIG in hoger beroep.

Oordeel

De kernvraag is of de bij werknemer medio 2007 gediagnosticeerde hernia veroorzaakt is door het ongeval van 29 mei 2006. Het antwoord van Van Rinsum op vraag 2, dat de huidige klachten (die verder niet zijn gespecificeerd) redelijkerwijze als gevolg van het ongeval worden beschouwd is (te) vaag. Zijn toelichting hierop, te weten: omdat werknemer voor het ongeval totaal geen klachten had, zijn de huidige klachten (die niet zijn gespecificeerd) wel als ongevalsgevolg te duiden, is ook (te) vaag. Het hof wil aannemen dat deze conclusie zou gelden voor de klachten van werknemer aan zijn nek/schouders en wat betreft de piepende tonen in zijn hoofd/oren, doch of dat ook geldt voor de lage rugklachten (die dan het gevolg zouden zijn van de hernia? dit is het hof ook niet duidelijk geworden) is nog maar de vraag. In antwoord op vraag 3 concludeert Van Rinsum dat ten aanzien van de nek- en rugklachten van een eindtoestand kan worden gesproken, al is het de vraag of werknemer wel de juiste therapie heeft gekregen voor de sequester op het niveau L5-S1. Als het gaat om de vraag of de hernia (HNP) een (rechtstreeks) gevolg is van het ongeval kan dit niet worden gedestilleerd uit de antwoorden van de deskundige. In die zin is de aanvullende vraagstelling van de medisch adviseur Van der List in diens brief van 25 juli 2012, die erop neerkomt of Van Rinsum zijn mogelijke conclusie dat wel sprake is van een medisch causale relatie tussen de HNP en het ongeval nader kan onderbouwen aan de hand van de NOV-richtlijnen ten aanzien van de ontwikkeling van een HNP na een trauma, nuttig geweest. In reactie op die vraagstelling merkt Van Rinsum in zijn brief van 21 februari 2013 hierover op dat (inderdaad) niet geheel duidelijk is dat de radiculaire klachten binnen 24 uur na het ongeval zijn ontstaan, maar dat het wel erg opvallend is dat werknemer dergelijke klachten heeft gekregen. Dat laatste moge zo zijn, doch dit antwoord levert naar het hof geen bevredigende en adequate verklaring op voor het aannemen van een medisch causaal verband tussen het ongeval en de HNP. Het hof zou zich nog kunnen voorstellen dat bij werknemer aanvankelijk de andere, ernstige klachten aan hoofd, nek en schouders op de voorgrond stonden en de (lage) rugklachten niet, doch dan blijft nog het punt open dat uit de verslaglegging van de behandelende sector niet blijkt dat werknemer in de periode tot een jaar na het ongeval (lage) rugklachten heeft gemeld. In het bijzonder blijkt dat niet uit de verslaglegging van de fysiotherapeute van 6 maart 2007, waarin in het geheel niet gesproken wordt over (lage) rugklachten en/of radiculaire klachten. Tot slot wordt ook in het rapport van de schaderegelaar (in opdracht van AIG) van 22 maart 2007, na een huisbezoek aan werknemer op 14 maart 2007, niet gemeld bij ‘de huidige fysieke klachten’ (p. 5) dat ook sprake is van (lage) rugklachten – al geeft de opsomming van de klachten wel een serieus klachtenpatroon. Concluderend komt het hof tot het oordeel dat uit het rapport van Van Rinsum niet de conclusie kan worden getrokken dat de HNP die bij werknemer medio 2007 is geconstateerd in (medisch) causale relatie staat tot het ongeval op 29 mei 2006. Op dit onderdeel kan het rapport van Van Rinsum (en zijn aanvullende brief van 21 februari 2013) niet als uitgangspunt dienen voor verdere onderhandelingen over de afwikkeling van de schade die werknemer heeft geleden als gevolg van het ongeval. In die zin slagen de grieven van Nacco en AIG en dient de beschikking van 23 maart 2015 op die onderdelen vernietigd te worden. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afdoening.