Naar boven ↑

Rechtspraak

Tata Steel IJmuiden BV/Sociale Verzekeringsbank
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 oktober 2016
ECLI:NL:GHAMS:2016:4270

Tata Steel IJmuiden BV/Sociale Verzekeringsbank

Appel van tussenvonnis. De kantonrechter heeft ten onrechte een inhoudelijke beoordeling van de vraag of de deskundigen hun oordeel gedegen hebben gemotiveerd, niet toegelicht. Dat leidt echter niet tot vernietiging van het tussenvonnis, aangezien de deskundigen hun rapport voldoende hebben onderbouwd.

Feiten

Werknemer heeft van 1946 tot 1988 in diverse functies gewerkt bij (de rechtsvoorganger van) Tata Steel IJmuiden BV (hierna: Tata). Tata is de enige werkgever van werknemer geweest. In 2009 is bij werknemer de diagnose maligne mesothelioom gesteld. Werknemer heeft bij brief van 17 december 2009 Tata aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van blootstelling aan asbest had geleden. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis een onderzoek bevolen. Deskundigen hebben vervolgens een rapport opgesteld. De kantonrechter volgt de conclusies van de deskundigen en stelt vast dat ten aanzien van werkgever tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden in dienst van Tata sprake is geweest van een relevante blootstelling aan asbest. Tata is vervolgens belast met de bewijslast ten aanzien van haar stelling dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht. Tegen dit vonnis komt Tata in hoger beroep.

Oordeel

Hoor en wederhoor

De deskundigen hebben hun concept-rapportage aan beide partijen voorgelegd en hebben hen in de gelegenheid gesteld hun reacties te geven op het concept. Tata heeft dat gedaan, en de deskundigen hebben in (de bijlage bij) hun definitieve rapportage inhoudelijk gereageerd op die reacties. Dat rapport met de opmerkingen van Tata en de reacties van de deskundigen daarop heeft bij de kantonrechter voorgelegen. Ten onrechte concludeert Tata dat de kantonrechter haar bezwaren niet heeft meegewogen, waar de kantonrechter – die bezwaren kennend – heeft overwogen dat zij door die bezwaren niet overtuigd is geraakt van de onjuistheid van de door de deskundigen getrokken conclusies. Van een schending van hoor en wederhoor door de kantonrechter is daarmee geen sprake.

Blootstelling aan asbest

De kantonrechter heeft haar vonnis onvoldoende gemotiveerd. De kantonrechter heeft overwogen dat zij ‘niet geëquipeerd is om, behoudens ten aanzien van evident onlogische conclusies of misslagen, om de verschillende meningen van deskundigen op een bepaald vakgebied inhoudelijk te beoordelen en tegen elkaar af te wegen’ en heeft daaraan toegevoegd dat het de taak van de rechter ten aanzien van de beoordeling van een uitgebracht deskundigenbericht vooral is om na te gaan of de deskundigen bij de uitvoering van hun onderzoek zorgvuldig te werk zijn gegaan, of hun oordeel gedegen is gemotiveerd en of voldoende hoor en wederhoor is toegepast. De kantonrechter heeft echter een inhoudelijke beoordeling óf de deskundigen hun oordeel gedegen gemotiveerd hebben, niet toegelicht. Dat had wel moeten gebeuren. Zulks leidt evenwel niet tot vernietiging van het tussenvonnis, aangezien de deskundigen hun rapport voldoende hebben onderbouwd en aldus tot hun conclusies hebben kunnen komen. Daartoe dient het volgende. Tata heeft er weliswaar op aangedrongen dat de deskundigen de voormalige werkplek van werkgever zouden bezoeken, maar de deskundigen hebben opgemerkt dat de blootstelling 26 tot 69 jaar voor het uitbrengen van het rapport heeft plaatsgevonden en dat een bezoek aan die werkplek alleen zinvol zou zijn indien er een specifiek overzicht zou zijn van de veranderingen die aan de werkplek nadien zijn aangebracht. Tata heeft slechts in algemene zin opgemerkt dat er, behoudens de verwijdering van de asbest, ‘niet iets wezenlijks’ is veranderd. Dat is een onvoldoende gemotiveerde betwisting van het standpunt van de deskundigen dat een bezoek van de werkplek, gelet op het lange tijdverloop sedert de blootstelling, niet zinvol zou zijn. De deskundigen hebben opgemerkt niet met oud-collega’s van werknemer te hebben gesproken, omdat in het procesdossier tal van schriftelijke verklaringen aanwezig zijn van oud-collega’s over de mogelijke blootstelling van werknemer aan asbest. Tata heeft niet aangeboden deze oud-collega’s als getuigen te horen. De deskundigen konden redelijkerwijs tot hun bevindingen komen zonder deze oud-collega’s zelf te spreken. Tata noemde als bezwaar tegen de concept-rapportage en tegen de definitieve rapportage dat op basis van slechts één verklaring werd uitgegaan van een verhouding kantoorwerk versus werk in de fabriek van 70%/30%. In haar pleitnota gaat Tata zelf ook uit van die schatting door, onderstreept, te vermelden dat werknemer 70% van zijn totale werktijd werkzaam was op kantoor. Uitgaande van die kennelijk niet meer bestreden verhouding betekent zulks dat werknemer gedurende ruim 40 jaar 30% van zijn werktijd buiten kantoor verbleef, op een terrein en in fabrieken waarin ook naar zeggen van Tata op diverse plaatsen een relevante hoeveelheid asbest aanwezig was.

Uit het onderzoek van Tata in 1980 bleek dat op de betreffende kranen stof met 40% (witte) asbestvezels werden aangetroffen en de deskundigen hebben onweersproken gesteld dat Tata toentertijd zelf tot de conclusie kwam dat tijdens het remmen van kranen, witte asbestvezels ontstaan in het gezondheidsgevaarlijke gebied, en dat er asbestvezels werden gevonden in de omgevingslucht rondom de kranen. De deskundigen hebben daarmee, in combinatie met de door hen genoemde literatuurstudie, tot de conclusie kunnen komen dat van een relevante by-stander exposure sprake was. Daarmee hebben de deskundigen ook tot de conclusie kunnen komen dat van een relevante blootstelling sprake was. Van een relevante blootstelling kan ook sprake zijn indien de toentertijd geldende MAC-waarden niet werden overschreden. In dat verband hebben de deskundigen opgemerkt dat Tata al vanaf 1965 op de hoogte had kunnen zijn van de risico’s van blootstelling aan asbest, dat het bedrijf al vanaf 1971 een beleid voerde tot de vermindering van het gebruik van asbest, maar dat niet gebleken is dat beschermingsmiddelen tegen asbest werden verstrekt en voorts dat de uiteindelijke volledige uitbanning van asbest nog zeer lang op zich heeft laten wachten.