Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 13 april 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:1989
Jumbo Distributiecentrum B.V./Federatie Nederlandse Vakbeweging c.s.
Feiten
Op 22 maart 2016 hebben FNV en Jumbo – in het kader van de totstandkoming van de cao Jumbo Logistiek 2016-2017 – een afspraak gemaakt over ‘duurzame loonkostenontwikkeling’. Het bedoelde vergelijkend onderzoek is uitgevoerd door AWVN. AWVN heeft vervolgens geconcludeerd dat de beloning voor de functies van logistiek medewerker, chauffeur en teamleider Logistiek/Transport overeenkomstig de cao Jumbo Logistiek hoger ligt dan die ingevolge de VGL-cao (die geldt voor Lidl, Aldi, Dirk van den Broek, Dekamarkt, Hoogvliet en Deen) en de GIL-cao (die geldt voor Plus, Coop, Emte en Spar), maar lager ligt dan die in de cao voor Albert Heijn. Op 11 januari, 24 januari, 13 februari en 7 maart 2017 hebben partijen overleg gevoerd. Op maandag 27 maart 2017 hebben FNV en CNV een petitie aangeboden, waarin hun leden Jumbo opriepen om tegemoet te komen aan de vakbondseisen en vóór 1 april 2017 een nieuwe cao Jumbo Logistiek af te sluiten. Bij brieven van woensdag 29 maart 2017 hebben FNV en CNV aan Jumbo een ultimatum gesteld: als niet vóór maandag 3 april 2017 om 18:00 uur gehoor zou worden gegeven aan de cao-eisen, onder meer tot verhoging van de lonen met 2,5%, het terugbrengen van de verhouding ‘flex-vast’ naar 20/80 en het uitvoeren van een werkdrukanalyse, moest Jumbo vanaf dat tijdstip rekening houden met ‘acties’ waaronder ‘werkonderbrekingen en werkstakingen voor kortere of langere duur’, aldus de bonden. Op dinsdag 11 april 2017 hebben FNV- en CNV-leden, werkzaam in de distributiecentra van Jumbo, het werk neergelegd. Thans vordert Jumbo dat FNV en CNV worden veroordeeld om zich te onthouden van collectieve acties die de bedrijfsvoering van Jumbo hinderen.
Oordeel
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Collectieve actie in de zin van artikel 6 aanhef en onderdeel 4 ESH
De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van Jumbo aldus dat zij meent dat de op 11 april 2017 in haar distributiecentra uitgebroken staking van FNV- en CNV-leden niet onder de bescherming van artikel 6 aanhef en onderdeel 4 ESH valt. In het Amsta-arrest heeft de Hoge Raad tot uitdrukking gebracht dat er, gezien de strekking van artikel 6 aanhef en onderdeel 4 ESH en gelet op het karakter van dit recht als sociaal grondrecht, geen aanleiding is om het begrip ‘collectief optreden’ beperkt uit te leggen. Een collectieve actie valt reeds onder het bereik van genoemde verdragsbepaling – en kan dan slechts langs de weg van artikel G ESH verboden of beperkt worden – indien de vraag of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen bevestigend wordt beantwoord. In dit licht bezien, kan Jumbo niet worden gevolgd in haar standpunt dat de afspraak van 22 maart 2016 meebrengt dat FNV en CNV in het begin januari 2017 gestarte overleg over de nieuwe cao Jumbo Logistiek niet hebben mogen inzetten op, en streven naar, een loonsverhoging van 2,5% en dat zij het cao-overleg niet hebben mogen opschorten. De vrijheid die de bonden hebben om zelf te bepalen op welke wijze zij zich voor hun leden inzetten wordt door de afspraak van 22 maart 2016 niet zodanig ingeperkt dat zij zich thans van collectieve acties dienen te onthouden. De afspraak van 22 maart 2016 houdt in dat FNV zich ‘naar vermogen (zal) inzetten om gelijkheid te realiseren in de loonkosten en loonniveaus in de sector Supermarkten Logistiek’ en dat ‘de resultaten van (het AWVN-)onderzoek (…) hun vertaling vinden aan de cao-tafel volgend jaar’. Laatstbedoelde zinsnede moet worden gelezen in samenhang met de slotzin, die luidt: ‘FNV Handel en Jumbo Distributiecentrum streven hierbij naar een duurzame loonkostenontwikkeling die goed is voor de medewerkers en voor Jumbo.’ Nu door partijen geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die erop wijzen dat hun bedoeling destijds een andere, verdergaande was dan die naar objectieve maatstaven uit de tekst van de afspraak volgt, geven de destijds gebruikte bewoordingen bij die uitleg de doorslag. Daaruit volgt enerzijds dat partijen over de concrete wijze waarop zij zich zullen inzetten voor loonnivellering en over de manier waarop dat in het cao-overleg met Jumbo wordt vertaald, geen afspraken hebben gemaakt. Ook over het tempo waarin zal worden geprobeerd de wenselijk geachte beloningsgelijkheid dichterbij te brengen, is niets afgesproken. Bij deze stand van zaken heeft te gelden dat FNV en CNV zich jegens Jumbo tot niet meer of anders hebben verplicht dan om de uitkomsten van het AWVN-onderzoek te betrekken bij het cao-overleg in 2017. De kern van het verwijt dat Jumbo de bonden maakt is dat zij dit niet hebben gedaan. Nu het bij de uitvoering van de afspraak van 22 maart 2016 aankomt op een vergelijking tussen de hoogte van de beloning in de vier verschillende cao’s in de sector, kan enerzijds aan Jumbo worden toegegeven dat het zaak is om bij de vaststelling van de lonen in de nieuwe cao Jumbo Logistiek de loonontwikkeling in de drie andere cao’s te kennen en mee te wegen, maar kunnen anderzijds de bonden met evenveel recht van spreken volhouden dat de nivellering kan worden bereikt doordat de lonen bij de andere supermarktketens meer stijgen dan die bij Jumbo en dat zij zich daarvoor willen inzetten. Nivelleren kan immers zowel geschieden doordat de lonen bij Jumbo minder stijgen dan elders als doordat de lonen elders meer stijgen dan bij Jumbo.
Belangengeschil in de zin van artikel 6 aanhef en onderdeel 4 ESH
Ter zitting heeft bestuurder van FNV Handel gezegd dat de inzet van de bonden is gericht op ‘meer vaste banen’ en ‘minder werkdruk’, en dat het loon ‘het sluitstuk’ van de cao-onderhandelingen is. Onder deze omstandigheden staat de afspraak van 22 maart 2016 niet aan het voeren van de litigieuze collectieve acties in de weg. Deze acties kunnen redelijkerwijs bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht van FNV en CNV op collectief onderhandelen met Jumbo. Dat de bonden hiermee niet willen wachten totdat de uitkomst van de andere cao-onderhandelingen in de sector bekend zijn, terwijl Jumbo tot dat moment geen definitieve afspraken wil maken, vormt een belangengeschil in de zin van artikel 6 aanhef en onderdeel 4 ESH. De staking die vanaf 11 april 2017 bij Jumbo plaatsvindt wordt dan ook gedekt door artikel 6 aanhef en onderdeel 4 ESH en moet in beginsel door haar worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe te nemen schadelijke gevolgen voor Jumbo als bestaakte werkgever en voor anderen, onder wie haar franchisenemers en de consumenten.