Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 18 april 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:1153
werkneemster/Postillion Hotels B.V.
Feiten
Werkneemster is op 1 december 2003 in dienst getreden van Postillion. Laatstelijk was zij daar werkzaam in de functie van keukenhulp/medewerker keuken. Op 2 februari 2016 is zij op staande voet ontslagen wegens het plegen van agressie en/of geweld tegen een andere medewerkster van Postillion. Werkneemster heeft de kantonrechter verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen. De kantonrechter heeft in het kader van de op Postillion gelegde bewijsopdracht vier getuigen gehoord, waaronder werkneemster zelf. De door Postillion aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden leveren naar het oordeel van de kantonrechter een dringende reden op in de zin van artikel 7:677 BW. Tegen dit oordeel keert werkneemster zich in hoger beroep. Zij verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding.
Oordeel
Naar het oordeel van het hof is op basis van de getuigenverklaringen in ieder geval komen vast te staan dat werkneemster tijdens de ruzie met collega Y een broodmes heeft gepakt en het mes gedurende enige tijd heeft vastgehouden. In het midden kan blijven of werkneemster dreigend met de punt van dat mes naar collega Y is gaan staan. Het pakken van een groot broodmes tijdens een ruzie op het werk en dat vervolgens enige tijd vasthouden tijdens de (voortdurende) ruzie, waarbij werkneemster op korte afstand van collega Y stond, moet als bedreigend worden aangemerkt. Dat geldt ook als de punt van het mes niet naar collega Y, maar naar beneden was gericht. De stelling van werkneemster dat zij niet de intentie had collega Y te bedreigen, kan haar dan ook niet baten. Mede gelet op de ruzie die op dat moment gaande was en het feit dat werkneemster, zoals zij zelf stelt, net een kopstoot van collega Y had gekregen, acht het hof de verklaring van werkneemster dat zij het mes vasthield in het kader van haar werkzaamheden en dus niet in de hand had genomen in het kader van de ruzie met collega Y, ongeloofwaardig. Immers, niet valt in te zien waarom werkneemster een groot broodmes nodig had om citroenen dan wel komkommers te snijden. Het hof is van oordeel dat de handelwijze van werkneemster in de gegeven omstandigheden kwalificeert als het plegen van agressie en een dringende reden vormt voor ontslag op staande voet, ook indien zou worden aangenomen dat collega Y werkneemster een kopstoot heeft gegeven, zoals naar het oordeel van het hof genoegzaam blijkt uit de getuigenverklaringen, en aldus een zekere reactie van werkneemster heeft ‘uitgelokt’. Werkneemster had ervoor kunnen (en moeten) kiezen weg te lopen en niet de confrontatie op te zoeken. De overige omstandigheden van het geval, waaronder de duur van het dienstverband (ten tijde van het ontslag dertien jaar) en de gevolgen van het ontslag op staande voet voor werkneemster, wegen onvoldoende zwaar om de balans alsnog ten voordele van werkneemster te laten doorslaan. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd.