Naar boven ↑

Rechtspraak

Hapo UK Limited/werknemer c.s.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 11 april 2017
ECLI:NL:RBROT:2017:2750

Hapo UK Limited/werknemer c.s.

Rotterdamse rechtbank is exclusief bevoegd in geschil tussen managing director en Hapo UK, op grond van forumkeuzebeding. Artikel 23 en 25 EEX-Vo II niet van toepassing, nu geen sprake is van arbeidsverhouding. Geen schending artikel 21 Rv. Geldvordering toegewezen onder tijdsbepaling.

Feiten

Hapo UK houdt zich bezig met de exploitatie van het kraanschip Lara 1. Werknemer 1 is de managing director en bezit één aandeel in het kapitaal van Hapo UK. Op verzoek van persoon 1 heeft werknemer 1 aan Hapo International en bedrijf 1 vennootschappen diensten verleend in die zin dat hij zich vanaf 15 december 2014 bezighield met het organiseren en begeleiden van de verkoop van Lisa A en dat hij zich, al enige maanden eerder, bezighield met het management van Lisa A. Op 6 januari 2015 heeft werknemer 1 een bedrag van GPB 400.000 doen betalen van de bankrekening van Hapo UK voor de aankoop van een huis (hiertoe is een Loan Agreement getekend). In verband met (een aanbetaling gedaan in het kader van) de (voorgenomen) verkoop van Lisa A is een geschil ontstaan tussen bedrijf 1 en Hapo International Barges aan de ene kant en een derde aan de andere kant. Dit geschil is onderworpen aan een al enige tijd lopende arbitrageprocedure in Londen. Voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de (arbitrageprocedure naar aanleiding van en de (voorgenomen) verkoop van) Lisa A heeft werknemer 1 nog geen beloning ontvangen. Tot op heden heeft werknemer GBP 25.000 op de lening afgelost en is aan Hapo UK geen recht van eerste hypotheek op de onroerende zaak verleend. Op 19 januari 2017 is op verzoek van Hapo UK een bewarende maatregel naar Schots recht inhoudende dat het werknemer c.s. is verboden het woonhuis zonder toestemming van Hapo UK te vervreemden, tenzij de lening volledig is terugbetaald. De advocaten van de in die procedure betrokken partijen zijn omstreeks 10 maart 2017 een zogeheten sist (een soort uitstel) van drie maanden overeengekomen. Hapo UK vordert veroordeling van werknemer c.s. tot betaling van GBP 375.000.

Oordeel

Bevoegdheid Rechtbank Rotterdam

Nu beide partijen gevestigd dan wel woonachtig zijn in het Verenigd Koninkrijk en de procedure na 10 januari 2015 is ingesteld, is Verordening (EU) No. 1215/2012 (EEX-Vo II) van toepassing. Hapo UK stelt dat op grond van artikel 6 van de Loan Agreement in eerste aanleg de bevoegde Rotterdamse rechter exclusief bevoegd is om het geschil te beslechten. Voorts voert werknemer c.s. onder verwijzing naar het arrest van het Europese Hof van Justitie van 10 september 2015 (ECLI:EU:C:2015:574) aan dat de rechtsverhouding tussen werknemer 1 en Hapo UK voldoet aan het autonome begrip arbeidsovereenkomst en dat hij zonder die arbeidsrechtelijke verhouding de lening niet zou hebben kunnen afsluiten. Aangezien het in concernverhoudingen niet ongebruikelijk is dat verschillende rechtspersonen uiteindelijk door één persoon of een beperkt aantal personen wordt gecontroleerd, volgt daaruit niet zonder meer dat sprake is van een ondergeschiktheid als hiervoor bedoeld. Daarbij komt dat werknemer c.s. niet bestrijdt dat werknemer 1, zoals Hapo UK ter betwisting van de gestelde arbeidsverhouding heeft aangevoerd, werkzaam is op basis van een managementovereenkomst die door hem is opgesteld en door hem namens Hapo UK en zichzelf is ondertekend wat juist niet op ondergeschiktheid ten opzichte van Hapo UK duidt. Op grond van het hiervoor vermelde is niet aannemelijk dat er tussen partijen sprake is van een arbeidsverhouding. Dit betekent dat artikel 23 EEX-Vo II en artikel 25 lid 4 EEX-Vo II niet van toepassing zijn en dat op grond van de forumkeuze in artikel 6 van de Loan Agreement de bevoegde Rotterdamse rechter exclusief bevoegd is om over het onderhavige geschil te oordelen.

Beroep op artikel 21 Rv 

Artikel 21 Rv verplicht partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Werknemer c.s. stelt dat Hapo UK artikel 21 Rv heeft geschonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt artikel 21 Rv mee dat Hapo UK bij haar beroep op de kans dat werknemer c.s. het verhaalsrecht voor Hapo UK zal frustreren door zijn woning te (bezwaren of) verkopen, in de dagvaarding ook de in Schotland genomen conservatoire maatregel had moeten vermelden. De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding daaraan gevolgen te verbinden nu die maatregel ondanks dat verzuim ter zitting voldoende aan de orde is geweest. Ook voor het overige volgt de voorzieningenrechter het beroep van werknemer c.s. op schending van artikel 21 Rv niet omdat de door werknemer c.s. genoemde, niet in de dagvaarding vermelde, feiten hetzij niet van belang zijn voor de beslissing hetzij de relevantie voor de beslissing in de visie van Hapo UK niet duidelijk behoefde te zijn.

De geldvordering 

Hapo UK baseert haar vordering op artikel 3 van de Loan Agreement. Bij wijze van verweer doet werknemer c.s. een beroep op nietigheid van de Loan Agreement op grond van overmacht, misbruik van omstandigheden, dwaling en bedrog. Overmacht levert geen nietigheid van een rechtshandeling op en doet ook niet af aan een verplichting tot nakoming. Voor vernietiging van de Loan Agreement op grond van misbruik van omstandigheden of bedrog is slechts plaats indien werknemer c.s. de Loan Agreement onder invloed daarvan is aangegaan. Dat volgt niet uit de stellingen van werknemer c.s. Niet ter discussie staat dat werknemer 1 op 6 januari 2015 het bedrag van GBP 400.000 heeft geleend voor de financiering van de aankoop van de onroerende zaak. Uit de aangedragen omstandigheden volgt niet zonder meer dat persoon 1 bij het sluiten van de Loan Agreement wist of behoorde te weten dat de beloning voor de werkzaamheden voor Lisa A nodig was voor de aflossing van de lening of dat hij daarvan uitging. Daarbij is van belang dat werknemer 1 zijn werkzaamheden ten behoeve van Lisa A al was gestart op het moment van het sluiten van de Loan Agreement. In het licht van het hiervoor vermelde is het niet aannemelijk dat werknemer c.s. bij het sluiten van de Loan Agreement verschoonbaar heeft gedwaald over de mogelijkheid om de lening (mede) af te lossen met de beloning die werknemer 1 voor zijn werk voor Lisa A zou ontvangen en dat die overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zou zijn afgesloten. De door werknemer c.s. gestelde contractbreuk door bedrijf 1 en Hapo International Barges, door werknemer c.s. aangeduid als de Hapo-groep, bestaat hierin dat werknemer 1 nog geen beloning voor zijn werkzaamheden voor Lisa A heeft ontvangen en dat Hapo UK daarom een ongewijzigde instandhouding van de Loan Agreement mag verwachten. Hapo UK heeft daartegen aangevoerd dat persoon 1 en werknemer 1 weliswaar een commissie voor werknemer 1 hebben afgesproken maar dat deze slechts is verschuldigd bij verkoop van Lisa A, welke verkoop geen doorgang heeft gevonden en dat tussen persoon 1 en werknemer 1 ook is onderhandeld over een andere vorm voor de beloning van de werkzaamheden van werknemer 1 maar dat zij daarover geen overeenstemming hebben bereikt.

Beroep op artikel 6:258 BW

Op grond van het hiervoor overwogene is niet aannemelijk dat werknemer c.s. en Hapo UK bij het sluiten van de Loan Agreement van de veronderstelling zijn uitgegaan dat de lening zou worden terugbetaald uit de beloning die werknemer 1 voor zijn werkzaamheden voor de Lisa A zou ontvangen. Het feit dat werknemer 1 die beloning nog niet heeft ontvangen levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom geen onvoorziene omstandigheid op waardoor Hapo UK naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de in de Loan Agreement opgenomen terugbetalingstermijn van één jaar mag verwachten.

Hapo UK stelt voorts dat de aanmerkelijke kans bestaat dat werknemer c.s. het verhaalsrecht van Hapo UK zal frustreren nu werknemer c.s., ondanks meerdere toezeggingen, de verplichting om Hapo UK het recht van eerste hypotheek op de onroerende zaak te verlenen niet is nagekomen, werknemer c.s. reeds een deel van de onroerende zaak heeft vervreemd en andere vermogensbestanddelen waarop Hapo UK haar vordering zal kunnen verhalen niet bekend zijn. Aannemelijk is daarom dat zodra de in Schotland getroffen maatregel eindigt het gestelde risico (hernieuwd) aanwezig is. Het vorenstaande leidt tot toewijzing van de vordering onder tijdsbepaling.

  • Rechters: P. de Bruin
  • Advocaten: J. Smit en H.G.D. Hoek
  • Wetsartikelen: 7:258 BW, 21 Rv, 23 Verordening no. 1215/2012 (EEX-Vo II) en 25 lid 4 Verordening no. 1215/2012 (EEX-Vo II)
  • Onderwerpen: Rechtsmacht
  • Trefwoorden: bevoegdheid rechter, forumkeuzebeding, geldvordering, kort geding, voorlopige voorziening, lening door werkgever, terugbetaling lening, geldlening, verhaalsrecht en Schots recht