Stichting St. Anna Zorggroep/werknemer

Feiten

Werknemer is op 1 april 1977 in dienst getreden bij St. Anna, een ziekenhuis. De laatste functie van werknemer is die van medewerker bewaking en receptie/portier. St. Anna verzoekt ontbinding op de g-grond en voert daartoe het volgende aan. Werknemer is in de afgelopen jaren diverse keren slapend aangetroffen tijdens zijn dienst. Ondanks een laatste waarschuwing is werknemer toch weer slapend aangetroffen. Om die reden is met werknemer gesproken over, onder meer, beëindiging van het dienstverband. Daarna is de sfeer in de gesprekken steeds grimmiger geworden en dat is te wijten aan de houding en het gedrag van werknemer. Partijen zijn er voorts niet in geslaagd het conflict op te lossen, dan wel de verstoorde arbeidsverhouding te normaliseren. De verstoorde arbeidsverhouding is duurzaam, omdat die al vele maanden aanhoudt zonder zicht op verbetering. Werknemer verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.

Oordeel

Uit hetgeen in de stukken is weergegeven en hetgeen ter zitting is besproken leidt de kantonrechter af dat van de zijde van St. Anna sprake is van een zodanige vertrouwensbreuk met werknemer dat de arbeidsrelatie verstoord is geraakt. Herstel van de arbeidsrelatie is op dit moment echter niet uit te sluiten. Hoewel St. Anna diverse malen heeft aangegeven het dienstverband te willen beëindigen omdat zij geen vertrouwen meer heeft in werknemer als portier/beveiliger, is uit de processtukken onvoldoende gebleken dat St. Anna heeft getracht die relatie te verbeteren door, bijvoorbeeld, werknemer in een andere functie of op een andere locatie van St. Anna tewerk te stellen, al dan niet met begeleiding door een coach. St. Anna heeft weliswaar aangegeven dat geen vacatures voorhanden zijn, maar dat hoeft haar niet ervan te weerhouden een verbetertraject te starten. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen [red: in hoger beroep is de beschikking bekrachtigd, zie AR 2016-1466].