Rechtspraak
Benthem Crouwel Architekten BV/werkneemsterRechtbank Amsterdam, 2 juni 2017
Benthem Crouwel Architekten BV/werkneemster
Feiten
Werkneemster is sinds april 2000 in dienst van Benthem Crouwel Architekten BV (hierna: Benthem). In januari 2016 heeft Benthem besloten om niet werkneemster, maar een andere architect tot projectarchitect van een project in Parijs aan te stellen. Werkneemster heeft hierover haar ongenoegen geuit. Er hebben vervolgens verschillende gesprekken plaatsgevonden tussen partijen. Benthem heeft voorgesteld om de hulp van een mediator in te roepen. Werkneemster heeft zich bereid verklaard hieraan mee te werken mits zij in haar functie als projectarchitect aangesteld blijft. Benthem verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden, primair op de e-grond en subsidiair op de g-grond.
Oordeel
E-grond
Als er al sprake zou zijn geweest van een onverkorte weigering om aan mediation deel te nemen, kan dat geen zelfstandige grond voor ontbinding opleveren, omdat mediation altijd een vrije keus van de werknemer moet zijn. Mediation is immers gebaseerd op gelijkwaardigheid: beide partijen moeten erachter staan om te trachten met behulp van mediation een tussen hen bestaand geschil op te lossen. Daarbij past geen verplicht karakter. Dat is niet anders indien de werkgever het middel van mediation louter wil inzetten om de communicatie tussen partijen beter te laten verlopen, zoals Benthem in dit geval kennelijk heeft beoogd. De mediation valt dus niet onder de instructiebevoegdheid van de werknemer en de werknemer handelt niet (ernstig) verwijtbaar door daaraan niet te willen deelnemen. De primaire grond slaagt derhalve reeds om die reden niet.
G-grond
Uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, volgt dat Benthem in de richting van werkneemster heeft gecommuniceerd dat haar emotionele manier van communiceren en de daarbij door haar gehanteerde toon aanleiding is om een mediationtraject voor te stellen. Benthem heeft daarbij uitdrukkelijk aan werkneemster bevestigd dat er geen sprake is van een arbeidsconflict. Benthem heeft werkneemster echter tijdens het overleg tussen partijen over het al dan niet overgaan tot mediation, plotseling van het project ‘Ligne 17’ gehaald en medegedeeld dat zij haar verder ook niet meer als projectarchitect wil inzetten. Tegen deze achtergrond is het niet onbegrijpelijk dat werkneemster vragen heeft gesteld over de daadwerkelijke intentie van Benthem bij de voorgestelde mediation en dat zij de ontheffing uit haar functie eerst opgelost wilde zien. Weliswaar is door Benthem wel geschreven dat het enkel ging om elkaar beter te begrijpen, maar uit de brief van 4 november 2016 volgt uiteindelijk dat er kennelijk voor Benthem ook andere zaken een rol spelen en dat er meer aan de hand is. Dat het Benthem daarom enkel om de communicatie ging, kan in dit verband ook moeilijk worden volgehouden en het is begrijpelijk dat werkneemster niet onverkort heeft willen meewerken aan mediation. Dit geldt temeer nu enige onderbouwing van het disfunctioneren van werkneemster als architect, ondanks de geuite kritiek in de brief van 4 november 2016, ontbreekt. Ten aanzien van het project ‘Ligne 17’ is door werkneemster onweersproken aangevoerd dat medewerkers van de opdrachtgever van het project verbaasd waren over het besluit om haar van het project te halen. Bovendien heeft er in 2016 geen functioneringsgesprek met werkneemster plaatsgevonden, hetgeen gelet op de brief van 4 november 2016 wel voor de hand had gelegen. Werkneemster heeft verder onweersproken gesteld dat bij de beoordeling in 2015 geen verbeterpunten zijn gemeld. Een rechtvaardiging om werkneemster van het ene op het andere moment van het project te halen en ook verder niet meer als projectarchitect te willen inzetten, is gelet op het voorgaande, niet vast komen te staan. Dat de communicatie van werkneemster zodanig is geweest dat de arbeidsrelatie daardoor is verstoord, is niet komen vast te staan. Werkneemster zal zich ongetwijfeld over bepaalde punten kritisch en in stevige bewoordingen hebben uitgelaten, maar dat zij daarbij over de schreef is gegaan, is niet gebleken. Als Benthem vond dat werkneemster over de schreef was gegaan in zakelijk perspectief, dan had Benthem direct aan werkneemster kenbaar moeten maken dat hij een dergelijke manier van communiceren in collegiaal verband niet accepteerde. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de arbeidsverhouding inmiddels wel verstoord is geraakt, maar dat die verstoring aan het optreden van Benthem is te wijten en niet aan werkneemster. Het door toedoen van de werkgever ontstaan van een verstoorde arbeidsverhouding met een medewerker die 17 jaar in dienst is, kan er in de gegeven omstandigheden niet toe leiden dat van Benthem in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij het dienstverband met werkneemster voortzet.