Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 23 mei 2017
ECLI:NL:RBDHA:2017:5873
Unirobe Meeùs Groep B.V./werkneemster
Feiten
Werkneemster is sinds 1999 in dienst. Werkgever is een financiële dienstverlener in de zin van de Wet financieel toezicht (Wft). De Wft vereist dat werknemers met een adviserende taak per 1 januari 2017 hun vakbekwaamheid bewijzen door middel van een diploma. Werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met werkneemster in verband met disfunctioneren zonder inachtneming van de opzegtermijn te ontbinden. Aan dit verzoek legt werkgever ten grondslag dat werkneemster, hoewel haar alle mogelijkheden zijn geboden om een diploma te behalen in het kader van de Wft, er niet in is geslaagd om dat diploma te behalen. Weliswaar is een diploma op grond van de Wft voor de functie van werkneemster niet vereist, maar werkgever verlangt in het kader van de kwaliteit van haar dienstverlening van alle werknemers een dergelijk diploma. Nu werkneemster dat diploma niet heeft behaald is zij ongeschikt (geworden) voor haar functie.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat het ontslagverzoek verband houdt met de ziekte en dat dat aan het toewijzen van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. De kantonrechter laat bij dat oordeel meewegen dat werkneemster sinds februari 2016 zeer regelmatig de bedrijfsarts heeft bezocht en deze op de hoogte houdt van haar problematiek. De bedrijfsarts erkent dat werkneemster een behandeling moet ondergaan en koppelt daaraan het advies er rekening mee te houden dat werkneemster (onder meer) beperkt is in haar concentratie. Werkgever verwijt werkneemster dat zij niet het vakbekwaamheidsdiploma, die werkneemster eenzijdig ook voor de functie van werkneemster verplicht heeft gesteld (zonder dat dat rechtstreeks uit de Wft voortvloeit), heeft behaald, terwijl werkneemster een zeer ruime tijd is gegund om dat diploma te behalen. Dat zij het diploma niet heeft behaald staat niet ter discussie, maar de kantonrechter is van oordeel dat dat niet los gezien kan worden van haar ziekte. Tussen februari 2016 en februari 2017 heeft werkneemster steeds fulltime gewerkt en daarbij ook nog tussen maart 2016 en september 2016 therapie gevolgd, kennelijk dus in haar eigen tijd. En dit terwijl de bedrijfsarts heeft aangegeven dat werkneemster rekening dient te houden met (onder meer) concentratieproblemen. Weliswaar leek de eerste therapie in september 2016 geslaagd, maar reeds in november bleek dat een vervolgtherapie, intensiever dan de eerste, noodzakelijk was. Onder die omstandigheden heeft werkgever onvoldoende rekening gehouden met werkneemster door van haar te verlangen dat zij in eigen tijd (immers, zij werkte tot februari 2017 steeds fulltime) een diploma te halen (waartoe werkneemster volgens haar eigen verklaring zeker bereid was zich in te spannen) in een situatie dat werkneemster last heeft van concentratieproblemen, die haar zullen hebben belemmerd zich volledig te richten op het behalen van het diploma. In die zin houdt het ontslagverzoek verband met de ziekte van werkneemster. Ook het feit dat het diploma niet wettelijk vereist is voor de functie van werkneemster laat de kantonrechter hierbij meewegen; het is voor haar herstel van belang dat zij werkzaam kan blijven in haar functie en zich daardoor kan concentreren op haar herstel. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.